Vanmorgen stond ik op de dijk tussen Wemeldinge en Kattendijke, het water stil als adem tussen eb en vloed. Aan de overkant schemerde de Zeelandbrug, een streep tussen lucht en tijd. En daar, plots twee bruinvissen. Hun ruggen braken het oppervlak als gedachten die even bovenkomen, dan weer verdwijnen.
Ze speelden, leek het. Of oefenden ze, zoals wij, in blijven ademen onder veranderende luchten. Ik keek, vergat de verkiezingsuitslag, en dacht: misschien is dit het enige dat werkelijk stemt; dat op en onder, dat komen en gaan.
De zee weet niets van meerderheden. Alleen van golfslag, van ritme. De bruinvissen doken weer onder. Wat bleef, was de melancholie van eeuwig op en ondergaan.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten