Bij aankomst werden we al verwelkomd door een reebokje en
zijn partner. Naast ons huisje spurt een eekhoorn door de boomtoppen, de
Vlaamse gaaien komen trouw langs en de kraaien maken ruzie met een buizerd die
zijn luchtrechten opeist. Alles leeft hier.
Binnen en buiten schrijven we. Op het terras, als de zon het
toelaat. De laptop op tafel, koffie ernaast. Het herfstnummer van Voedselbossen
Magazine wordt klaargestoomd. Iedereen werkt met eigen blik op het seizoen.
Soms zwijgend. Soms overleggend. Meestal afwisselend geconcentreerd en soms
afgeleid door een geluid of een gedachte.
Tegelijkertijd zit ik midden in de redactie van het
manuscript van mijn nieuwste roman. Dat wat ik maandenlang heb opgebouwd, wordt
nu onder handen genomen. ‘Killing your darlings’ is een wrede maar
noodzakelijke bezigheid. Soms moet ik een alinea laten gaan van mijn redacteur
omdat zij weet: het verhaal vaart er beter bij. Andere keren graaf ik juist
dieper, ga ik terug naar de randen van wat ik wilde zeggen.
Het is een zoeken naar waarheid. Niet de objectieve, maar de
doorleefde. Soms aarzel ik bij wat ik ooit in volle overtuiging schreef. Maar
dan stuit ik weer op een zin die klopt als een zomerblad in de wind: vluchtig,
licht, maar raak.
Tussendoor koken we. Soms
een stevige discussie. Iemand leest iets voor dat ons stil maakt. Iemand anders
haalt herinneringen op aan een eerder nummer, of een ontmoeting in een
voedselbos. Er is werk, maar er is ook leven. We lopen stukjes. We kijken naar
de lucht en vergeten soms hoe laat het is.
En misschien is dat wel precies de winst van zo'n week. Dat
het schrijven niet losstaat van het leven, maar er middenin zit. Hier, op deze
rand van zand en bos, zie ik weer dat verhalen niet beginnen met een idee, maar
met aandacht.
En als straks het tijd is om weer terug te keren naar het ritme van agenda’s,
afspraken en deadlines, neem ik dit bos mee.