dinsdag 28 juli 2020

2084


Deel 1
Nummer 17823 stapte uit zijn ogli het heldere daglicht in. Boven de rand van wat ooit de stad was geweest kwam de zon tevoorschijn. 
Zijn naaste buurman links, meneer 17822 had zijn slaapzak buiten aan het lijntje voor zijn eigen ogli gespannen. Net zoals twee ogli's verder, mevrouw 17820 dit had gedaan. Het was de 4e vandaag; dan waren alle even nummers aan de beurt om hun ogli te luchten.
De armband van 17823 lichtte op en er klonk: 'Nog twee minuten voor start'.  Hij bukte zich en pakte zijn hardloopschoenen. Nadat hij ook zijn shirt en broek aangetrokken had, wachtte 17823 op de stem. 
Het was fijn om deze voor te zijn. Het gaf een gevoel van vrijheid. Soms dacht hij glimlachend terug aan de verhalen van 14265; zijn vroegere opvoeder. Aan de tijd dat 14265 elke dag een uurtje met hem sprak via het scherm in de ogli.
Hij wist nog dat deze hem vertelde over lang geleden toen mensen zelf konden kiezen.
'Start nu', klonk zijn armband.  Nummer 17823 keek naar rechts en zag dat 17822 gearriveerd was. Toen zijn buurman de deur achter zich dichttrok, ging
17823 van start.
Hij liep het terrein af en sloeg linksaf; hij wist niet beter dan dat je altijd linksaf sloeg; dat was de regel. Hij volgde het smalle voetpad. Rechts vormde een diep spoor de scheiding met het pad aan de andere kant dat bedoeld was voor de mensen die op veld 18 woonden. 
Al scheelden de velden maar een nummer, nooit hadden de mensen van de verschillende velden contact. Dat was al jaren zo, en zou ook altijd zo blijven. Van tijd tot tijd sloop er een virus ergens een veld op, of waarde er een bacterie rond. In de meeste gevallen betekende dit het einde van een veld, inclusief de mensen die er woonden. Zo wist 17823 dat veld zes en zeven en veld veertien al voor zijn tijd opgehouden waren te bestaan.  
Veld zestien was pas op recentere datum leeg gekomen; twee jaar geleden, in het begin van 2082, gelijk in januari waren de eerste bewoners uitgevallen, binnen anderhalve maand was het hele veld opgehouden met leven.17823 kon zich met name de stank nog herinneren. Vooral toen de dooi inviel was die met een westenwind niet te harden. 
Tot de eerste groep varkens arriveerde. Deze hadden zich in enkele decennia ontwikkeld als natuurlijke opruimers. 
Zijn opvoeder had meegemaakt dat deze varkens nog in stallen gehouden werden. Duizenden dicht op elkaar gepakt voor de voedselvoorziening. Het moesten er miljoenen geweest zijn in totaal. Toen bleek dat deze manier van dieren houden alle ziekten alleen nog maar verergerden en dierziekten oversloegen op mensen, waren ze los gelaten. Slachten ging niet meer; er was niemand die dit nog wilde doen. 
Vooral daar waar een veld ten onder ging, kwamen de varkens. Wat natuurlijk hielp was dat de Voormensen zorgden dat de hekken weggehaald waren bij zo'n uitgestorven veld. Meestal waren ze binnen een maand klaar en was alle stank verdwenen. Ook alles wat herinnerde aan persoonlijk leven trouwens.


D2
Ergens rond 2025 waren de ergste virussen allang verdwenen. Maar de maatregelen die er kwamen, hadden bijna iedereen de das om gedaan. De voorouders van 17823 waren massaal in quarantaine gegaan. Eerst in kleine groepjes en in gezinsverband, al snel kwamen de individuele afzonderingen. Iedereen liep met een mondkapje en niemand raakte elkaar meer aan.
Naast een natuurlijke geboorte-stop, stierven er meer mensen aan ouderdom en andere ziekten. Toen het aantal sterfgevallen daalde, begon de overheid met het doorgeven van het aantal besmettingen. Doordat er meer gemeten werd, stegen die aantallen. De combinatie van angst voor een onbekend virus en de voorlichting van de overheid, maakte dat iedereen uiteindelijk vrijwillig koos voor een solo-leven. 
Pas later, ergens rond 2040, bleek dat met name de angst de grootste vijand was.
Na een paar jaar in volledige afzondering te leven, kon een klein hoestje of griepje de mensen al doden. 
Keelontstekingen of een loopneus, ooit niet meer dan een drempel op weg naar volwassenheid, versloeg in de jaren dertig zijn duizenden.
Ziekenhuizen raakten verstopt, steden begonnen leeg te lopen. Mensen zochten een onderkomen in de natuur. De meesten, al verzwakt en vatbaar voor elke aandoening hielden dit niet lang vol. 

D3
Nummer 17823 had geluk gehad. De overheid had in tien jaar tijd een compleet gebied ingericht op het platteland. Twintig eenheden van duizend mensen werden gehuisvest in ogli's.
Samen met twintigduizend andere kinderen was 17823 hier geplaatst voor een overlevingsprogramma. Een klein huisje met genoeg ruimte om te slapen en alle programma's achter een beeldscherm te volgen. Daar had hij van zijn opvoeder zijn lessen gekregen. Nu deze weg was, volgde hij de programma's van de Voormensen. Drie keer per dag nam hij een capsule waarmee hij voldoende voedsel binnenkreeg. Water werd omhoog gepompt en gezuiverd via een ingenieus systeem. 
Elke avond was er een studie-programma te zien, gevolgd door een komisch programma. Meestal waren dit films over hoe zijn voorouders geleefd hadden. Die mensen waren overal druk mee. Vooral met elkaar. En met iets dat geld heette. Daar deden ze alles voor. En als ze het hadden gaven ze het uit aan mooie dingen. Dan hadden ze nog meer geld nodig om die dingen te onderhouden of te vervangen. Tijd om er van te genieten hadden ze niet.
Mensen woonden in ogli's die allemaal verschillend waren. In plaats van een capsule te nemen, moesten ze elke dag eten maken. Daar was een ruimte voor ingericht in de ogli van toen. Ze aten meestal veel en vet. Ze gingen na het eten met een automatisch vervoermiddel naar een grote ogli toe om daar op een fiets te gaan zitten die stil bleef staan maar waar ze wel op konden bewegen. 
Om tien uur kreeg 17823 een seintje van zijn polsbandje dat hij moest gaan slapen. Hij nam een groen pilletje en viel in een diepe droomloze slaap voor de komende acht uur.

D4
Maar nu eerst liep hij zijn ochtendrondje. De zon was inmiddels hoger geklommen en bescheen het kale terrein tussen hem en de stad in de verte. Elke keer als 17823 dit stuk liep, dacht hij aan de verhalen van zijn opvoeder. Vooral de verhalen over mensen die samen de dingen deden gaven 17823 een goed gevoel. Heel diep in zijn binnenste kon hij soms een beetje dromen dat die tijd ooit terug zou komen. 





















zondag 19 juli 2020

Roomser dan de paus

Gisteren liep ik een kerk binnen. Zoals bijna alle Katholieke kerken was deze open. In de afgelopen tijd ben ik vaker een roomse kerk binnengewandeld. 
Ongehinderd door een welkomstcomité, of zoals die in de protestantse kerken vervangen zijn door beveiligers die je vragen of je aangemeld en/of ingeschreven bent. 
Waarop, als dat niet het geval is, je in het slechtste geval de toegang geweigerd wordt, of in het beste geval je alsnog ingeschreven wordt. 
Bij navraag daarover blijken die gegevens ergens in de cloud opgeslagen te worden. Niks bescherming persoonsgegevens of privacy-dingen. Als de christenvervolging ooit over West-Europa uitbarst kan men met één druk op de knop zien wie de kerk bezocht heeft.
Best raar dat ik momenteel makkelijker een supermarkt dan mijn eigen kerk in kom.

Maar gisteren was het anders. Ver in de Belgische Ardennen stond het kerkje midden in het dorp gewoon kerk te zijn. De deur was open, wel was het schaaltje dat gewoonlijk gevuld is met wijwater leeg. Dat was jammer daar ik echt denk dat het symbolisch dopen van je handen en er een kruisje mee op je voorhoofd zetten, meer kracht heeft en van grotere spirituele waarde is, dan het afschrapen van je beschermlaag op je vingers door welk soort antibacterie-gel dan ook. 

Hoe dan ook, ik ging de kerk binnen. En werd getroffen door het aantal stoelen dat weggehaald was. Er stonden nog stoelen in een soort van orkestbak-opstelling. Met genoeg ruimte voor grote cello's en harpen en bewegingsvrijheid voor het strijken van de stok over de snaren van een viool of contrabas.
Een dun rood plakband gaf de looprichting aan. Meerdere keren splitste deze zich en kon je zowel naar rechts als naar links. 
Kennelijk heeft de katholieke kerk meerdere wegen naar Rome bedacht ik een beetje grinnikend. 
Waar ik de ene richting volgde kwam ik uit bij Maria Goretti; een meisje dat op jonge leeftijd zich verzette tegen haar aanvaller. Zij raakte zwaargewond, vergaf voor haar sterven haar aanvaller wat er toe leidde dat deze aanvaller schuld bekende, straf onderging en zich aansloot bij een monnikenorde. Maria Goretti werd heilig verklaard. Zij staat nog steeds symbool voor jeugdige onschuld en de kracht van vergeving.

Waar ik de andere richting volgde kwam ik uit bij Christoffel. Deze begon ooit als Reprobus. Hij was sterk en zo eigenwijs dat hij alleen maar de machtigste der aarde wilde dienen. Hij kwam van de koning bij de keizer terecht. Deze was bang voor de duivel dus besloot Reprobus de duivel te gaan dienen. Al snel kwam hij erachter dat deze op zijn beurt weer bang was voor Christus.
Vanaf dat moment diende Reprobus Christus. Op advies van een kluizenaar droeg hij mensen over een brede rivier. Op een dag wilde een klein jongetje naar de overkant. Deze werd zo zwaar dat Reprobus dreigde te bezwijken. Toch haalde hij de overkant. Het kind maakte zich bekend als Christus en beloonde Reprobus met een nieuwe naam; Christoforus of Christoffel. Hij staat symbool voor bescherming van de reiziger én, las ik tot mijn verrassing, als beschermheilige tegen besmettelijke ziekten.
Deze kerk was meer groot en leeg dan mooi en toch voelde ik me thuis. Ik bemerkte dat het me goed deed om in een gebouw te zijn waar mensen best wat rekening houden met de waan van de dag, zelfs als het een ongrijpbaar virus is. Maar waar het nog veel meer een plek is van geloof in bescherming, geloof in het goede en een eeuwigheidswaarde nastreeft die diezelfde waan ver overtreft.
Het leek een moment op echt geloven. 

donderdag 9 juli 2020

Glashelder

Nu weet ik het zeker:
Niets is blijvend.
Dit heeft als voordeel
dat er altijd niets is.

zondag 5 juli 2020

Als er vergeving is

Mijn God,

Vandaag kom ik weer
na lange tijd, in Uw gebouw
Uit angst voor ziekt' en rouw
bleef ik uit uw buurt o Heer.

Ik dacht U te kunnen vinden
op stream en beam mijn Heiland
zocht in heide, bos en weiland
tussen berk en eik en linden.

Vergat U uren, dagen soms zelfs weken
ik had mijn werk, de zaak en andere zorgen
vandaag was zeker, niemand wist van morgen
waar vastheid twijfel is gebleken.

Leefde mijn leven,
ik moest toch wat, 
dronk en sliep en at.
Nam en heb gegeven.

Deuren in liefde open.
Andere met haat en nijd
zetten aan tot zinloze strijd.
leeg weer weggelopen.

Nu ben ik als een kind
kan zelf de weg niet gaan.
Klop dus nogmaals aan,
hopend dat U mij vindt.

Laat niet mijn mondgekapte stem
zwijgend de lofzang stommen
Iedereen rond de tafel drommen,
wij op zoek naar Hem.

U breekt het brood en reikt de wijn
in eind'loos schuldvergevend mededogen
Ik vraag met zond'omrande ogen
laat mij met U samenzijn.

















zaterdag 4 juli 2020

Tranen

Grijze hemel huilt
geen boom die troostend bladert
zomerzon verstopt

haiku 4-7-2020