dinsdag 31 oktober 2017

Dankdagnacht


Slaap lekker meneer de gewone man
in je mooie huis met lage rentestanden.
Slaap lekker; droom vooral niet van
de vluchteling, die moet maar watertanden.

Slaap lekker meneer de gewone man
achter je megagrote schermen.
Vol met dagwaan in een snelkookpan;
we kunnen ons niet over iedereen ontfermen

Slaap lekker meneer de gewone man
vol kritiek op iedereen die 't beter weet.
In en na de crisis, zelfs dan
willen we alles en houden beet.

Slaap lekker meneer de gewone man:
eet, drink en vermenigvuldig.
En wat er al niet kan;
de roes van welvaart is geduldig.

zondag 29 oktober 2017

Lastpak


Lasten dragen 
balk en schragen
Wij allemaal
torsen bouwmateriaal
Zonder weten
 het lastig heten.
 Ons gesjouw
wordt gebouw.
Ongemak
tot een dak.
Beetje verdelen:
de weg tot helen,
plank tot muur,
 mens wordt buur.





vrijdag 27 oktober 2017

Open brief aan meneer Slob,

Meneer Slob, van harte gefeliciteerd met uw benoeming tot minister van onderwijs!  Fantastisch dat u deze mooie maar ook moeilijke baan aanvaardt.  
Mooi omdat u van betekenis kunt zijn op één van de belangrijkste terreinen van onze samenleving: het onderwijs aan onze kinderen. Jongeren helpen de weg te zoeken om een plek in de maatschappij te vinden waar zij hun talenten kunnen inzetten. 
Mooi ook om voor goed onderwijs te zorgen waardoor kennis en kunde niet alleen doorgegeven, maar ook ontwikkeld wordt. Om uiteindelijk bij te dragen aan een maatschappij waar we als mens compleet kunnen zijn. In relatie tot de ander en tot onszelf.

Moeilijk ook omdat u de baas wordt van hele eigenwijze mensen, onderwijsmensen. Mensen die per definitie gewend zijn om anderen te leren hoe zij iets moeten doen.  Wij hebben ons de nieuwste vormen van pedagogiek en didactiek eigen gemaakt. We weten erg goed hoe we een klas mee moeten nemen om kennis te verwerven, deze kennis toe te passen op bestaande situaties en hierdoor inzichten te verwerven in nieuwe gebeurtenissen.

Toch lukt het ons niet zo goed om tegen onszelf te zeggen dat we ook onze zegeningen mogen tellen. En dat zijn er nogal wat:
- We hebben zo'n beetje de gelukkigste jeugd ooit in de klas.
- Voor de meeste vakken hebben we doordachte methodieken tot onze beschikking.
- Als je als leerkracht je vak beheerst, en dat zou voor iedereen moeten gelden, krijg je nogal wat vrijheid bij het invullen van je lessen.
- Tegenover onze erg drukbezette en vaak intensieve weken die we les geven, staat een mooi aantal vrije weken.
- Op een goede school, dat moet een school trouwens altijd zijn, heerst er een collegiale sfeer. Dit omdat we, welk vak we ook geven, elkaar nodig hebben en weten hoe zwaar ons werk kan zijn.
- We hebben de mooiste baan die er bestaat: Iets bijdragen aan de groei en ontwikkeling van de volgende generatie(s).

Mijn vraag aan u is er niet één om extra geld. Ook al zou dat in het primair onderwijs wel mogen; blij om te zien dat daar beweging in komt. Ik vraag u ook niet om extra uren of menskracht. Ik ga niets vragen over het opnieuw uitvinden van de ouder-schoolrelatie. Of andere praktische punten. Ik veronderstel namelijk dat we daar wel uit komen. 
Volgens mij bent u heel goed in staat om een omgeving te creëren waar we elkaar zien en horen. U als hoogste baas en wij op de werkvloer.  
Nee, wat ik u vraag is dit: Help ons om een beetje zelfbewust te zijn. Ons werk doet er toe. En dat mogen we zeggen. En laten zien. Trots neigt snel tot arrogantie, maar een beetje trots mogen we wel zijn.  'Yes we teach' zou een mooie slagzin zijn. 
Zelf geef ik nu ruim vijftien jaar les aan vmbo-leerlingen. Mijn mooiste dagen worden gekenmerkt door de gedachte dat we meer doe dan leren. 
De lat mag best hoog liggen. Als we af willen van een zesjes-cultuur bij onze leerlingen , laat ons dan negens zijn. 



























donderdag 26 oktober 2017

Ik zal nooit meer schrijven

'Een kleine duizend jaar geleden was er een monnik met liefdesverdriet.'
Zo begint elk jaar mijn eerste literatuurles.
"Deze monnik', vervolg ik dan ' kwam uit West-Vlaanderen, toen nog Nederland. Hij schreef een boek. De ganzenveer die hij als pen gebruikte moest hij regelmatig wat bijsnijden en uitproberen op een niet gebruikt stukje perkament.
Zo schreef hij als 'kladzinnetje':

'Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan  we noe'

In hedendaags Nederlands: 

'Alle vogeltjes zijn nestjes aan het maken, behalve jij en ik. Waar wachten we op? '.

Mijn klas begrijpt meestal wel dat deze monnik nog lang kon blijven wachten. Hij was monnik en mocht niet trouwen. Ik probeer iets uit te leggen over het verband tussen diepe, onbeantwoorde gevoelens en literaire rijkdom. Soms lukt dat.

Het grappige is dat er tijdens deze les, naast de monniken en nonnen, die daar volgens mijn leerlingen gewoon bij horen, ook altijd het materiaal ter sprake komt. De pen en het perkament. Iets van een gans en wat van een koe. Voor wat de pen betreft is er niet veel veranderd.
Inmiddels hebben we het perkament vervangen door papier. We gebruiken nu een boom in plaats van een koe. 

Ik heb acht klassen met in totaal ruim tweehonderd leerlingen. Elke week krijg ik van iedere leerling meerdere stukken tekst om na te kijken. Toetsen, samenvattingen en verhalen. Naast alle standaard invulformulieren. 
Samen met het andere papier dat allemaal gebruikt wordt kom je op ongeveer driehonderd kilo. Ik heb me laten vertellen dat dat precies één boom is.
Voor heel Nederland, met bijna één miljoen leerlingen in het voortgezet onderwijs zitten we dan op twintigduizend bomen. Per jaar. 


U hoort me niet zeggen dat het 'leren schrijven' afgeschaft moet worden. Zeker niet in het primair onderwijs. Schrijven zorgt voor een betere ontwikkeling van de fijne motoriek. Ook leren we letters en cijfers beter en sneller herkennen, als we met de hand leren schrijven.
Maar er is geen bewijs dat als je eenmaal het lezen en schrijven hebt eigen gemaakt dat schrijven beter is dan typen.  Het werkt alleen anders in onze hersenen
Hiermee zeg ik ook niet dat we allemaal aan de tablet moeten. Een tablet gebruikt stroom en er zijn voor de productie ervan ook milieubelastende materialen nodig.

Iets anders is of schrijven in het voortgezet onderwijs, zeker op het vmbo, wat toevoegt. En of het nog van deze tijd is.
Waar zie je nog een automonteur zich over een motorblok buigen om vervolgens op een kladblaadje te schrijven wat zijn bevindingen zijn. Nee hij hangt zijn computer aan die van mij in de auto en leest af hoe het ervoor staat.
Het laatste jaar nogal wat ziekenhuissituaties meegemaakt. Zelfs voordat de verpleegkundige in een kamer verschijnt wordt er een robotachtig apparaat de kamer ingeduwd. Waar vervolgens alles op ingevoerd wordt.
Wat te denken van de pakketbezorger, de ober, de kapper en meneer agent.

Een  ander effect op het gebied van digitalisering is, dat nakijken een stuk sneller kan. Een gemiddelde docent krijgt ruim vierhonderd uur om zijn of haar lessen voor te bereiden en na te kijken.  Een rondgang langs een aantal collega's leert dat nakijken ongeveer de helft van deze tijd in beslag neemt. Ruim tweehonderd uur dus. Digitalisering zou hier heel veel tijdwinst opleveren.  En hebben we tijd over voor monnikenwerk. En dan bedoel ik niet het nakijken.



woensdag 18 oktober 2017

Geef mij maar herfst


Met zware stappen
de weg vertrappen.
Zomer verdwijnt,
blad verkwijnt.
Tijdloos dood,
 groen tot rood.
Wind, mist en regen
belofte van zegen.







zaterdag 14 oktober 2017

Zoenen is geen zonde

'Wie van jullie houdt er van dichten? Of van gedichtjes?'  Aarzelend gaat er een vinger half omhoog. Daar de rest van de klas geen sjoege geeft, gaat ook deze vinger snel omlaag.
'Oké, wat is het woord dat bij jullie opkomt, als ik het woord 'gedicht' noem?'
Het woord 'saai' is  het meest gehoorde antwoord.
Theatraal laat ik mijn lesboek uit de hand vallen, slaak een zucht en begin het volgende te declameren:

Een zekere Achmad uit Bagdad
zat met zijn gat op zijn badmat.
Zo las hij zijn dagblad
en iedereen zag dat
't Is raar, maar in Bagdad daar mag dat.

Hier en daar verschijnt een grijns. Ik zet dit gedicht op bord en vraag om reacties. Deze, variërend van leuk, grappig tot racistisch, zet ik in steekwoorden er omheen. En bespreek ze. 
Hierna, om de flow er een beetje in te houden, vertel ik hen een ander verhaal. Over mijn allereerste gedichtje:
"Op mijn twaalfde, in wat nu groep acht heet en toen nog klas zes, zat ik bij  een meisje in de klas. Het eerste meisje dat ik echt leuk vond. Op een mooie dag vroeg ze mij om in haar poëziealbum te schrijven. Nonchalant zei ik ja, terwijl mijn hart bonkte. De hele dag kon ik aan niets anders meer denken. 's Avonds eerst de poëziealbums van mijn zussen gecheckt. En vervolgens een gedichtje opgeschreven. Ik weet niet meer of het nu uiteindelijk plagiaat was, een liedje dat ik gehoord had, of toch nog een eigen bewerking. Hoe dan ook, ik was blij met het resultaat.
De volgende dag haar het boekje, ook weer quasi nonchalant, teruggegeven. Tot mijn schrik ging ze het direct, midden op het schoolplein, lezen. Al lezende begon ze te kleuren, tot ze hoogrood werd. Ze sloeg het boekje dicht en mij tegen het hoofd"
 'Ik kan de klap nu nog voelen', deel ik mijn klas mee met mijn hand aan mijn wang.
'Wat had u geschreven meneer?' 
Ik laat ze niet langer in onzekerheid en zeg het gedicht op:

O mijn zoete, lieve blonde!
Zoenen is geen zonde,
zoenen is geen kattenkwaad
Als het maar uit liefde gaat.

Het blijft even stil, hier en daar wat gegrinnik. Nadenkende blikken. En de vraag waarom ze boos geworden was. Deze vraag geef ik de klas terug: 'Waarom sloeg ze me?' De antwoorden variëren van ' Ze was niet op u' tot 'ze schaamde zich'. Bijna allemaal zijn ze het er wel over eens dat mijn eerste schreden op het wankele liefdespad niet echt succesvol waren. Een meisje zegt: 'Misschien zag ze u wel zitten, maar schrok ze gewoon nu ze het zo las'.
Ook dit gedichtje op mijn bord gezet. Nu met 'grappig', 'boos', 'pijnlijk', 'schrik' er als steekwoorden omheen.

Nu zet ik het laatste gedicht op het smartboard. Een grafdicht:

Hier ligt Poot.
Hij is dood.

Ik negeer bewust de ietwat ongemakkelijke glimlachen van mijn leerlingen. Dan vertel ik ze het verhaal van Huibert Corneliszoon Poot, de boer en dichter. Die na een hard leven waar drank en dwang een rol in speelden, eindelijk zijn jarenlang onbeantwoorde liefde tot zijn vrouw maakte. Samen kregen ze een dochter. Deze sterft na acht dagen. Waarna  Huib nog één gedicht schrijft. Een paar maanden later ging hij op vijfenveertigjarige leeftijd zijn dochter achterna. Honderd jaar na zijn overlijden verscheen bovenstaand grafschrift.  
De glimlachen van mijn leerlingen zijn inmiddels getransformeerd tot nadenkende blikken. Wanneer we steekwoorden opschrijven komen we bij hele andere woorden uit.

De laatste tien minuten van de les mogen ze vrij lezen. Ik loop door het lokaal. Genietend, maar ook wel enigszins trots op deze mooie les.
Tot een meisje door de klas roept: 'Hey meneer, u moet de groeten van mijn moeder hebben!'  Ik vraag wie haar moeder is. Ze vertelt  me dat ik vroeger bij haar moeder in de bus gezeten heb. Als scholier bezocht ik zes jaar lang een ver verwijderde middelbare school. Op mijn opmerking 'Dat je moeder dit nog weet', antwoordt de leerling met een grijns 'Mijn moeder zei dat u heel vaak uit de bus gezet werd.'
Nooit meer aan gedacht maar nu herinner ik het me. Iets met repetitieblaadjes die weggemoffeld moesten worden en via noodluiken brandend naar buiten konden.
Deze keer is ook de leraar blij dat de bel gaat. En dat de herfstvakantie begint.

















donderdag 5 oktober 2017

Doodgewoon

Hoe meer ik denk en dicht met alledaagse dingen,
door het gebruik van hele doodgewone woorden.
Vroeger als simpel aan mijn vocabulaire toebehoorden,
zij nu hun éénduidigheid ontspringen.

Neem doodgewoon als woord.
Horende zien van laatste hort en stoot en zucht,
adem, geest en leven niet meer vecht maar vlucht;
Ik ontdek dat gewoon en dood niet samen hoort.

Afleggen, gevolgd door kisten?
Ooit iets met afstand en vooral niet laten doen.
Nu het besef dat zij hun echte inhoud misten.


Dan de vraag over rauw verdriet.
"Neem de tijd’ als welgemeend advies;
mijn gevoel is moe en leeg en anders niet.