zaterdag 29 oktober 2016

De palm uit Kampen

En hoe is het nu met jou?
Tja, dat is misschien wel het lastigste. Gewoon, omdat ik het antwoord niet weet. Echt niet. Natuurlijk heb ik wel een paar antwoorden paraat. Het eerste wat in mij opkomt bij deze vraag is: 'Het gaat goed met me, en met jou?' 
Maar aangezien dit antwoord meestal een blik oplevert die mij reduceert tot een vertegenwoordiger van alle mannen die ogenschijnlijk niet in staat zijn om het nodige gevoel in een antwoord te leggen, voeg ik er maar aan toe:
 'Maar ja, met mijn vrouw' (dat weten ze namelijk al, anders was de vraag niet op deze manier gesteld) 'gaat het wat minder dus dat maakt het wel ingewikkeld'. Ingewikkeld, prachtig woord. Kun je alles in verpakken. Lastig, kan ook maar daar zit wat meer buitenkant aan. 'Lastig' is iets wat je aan de buitenkant zeer doet. Een muggenbeet, een puist of een regenbui wanneer je net gaat barbecuen.
Ingewikkeld heeft meer de kleur van lastig aan de binnenkant. Ingewikkeld heeft iets van laagjes over elkaar.  Ingewikkeld heeft iets van moeilijk maar ook iets van afgescheiden van de rest. Helemaal ingewikkeld.

Ingewikkeld was de palmboom die mijn ouders in Kampen kochten. 
Bij een bevriende antiquair in deze Hanzestad een karretje geleend om de boom naar huis te vervoeren. De palmboom helemaal in een soort van plastic en papier gewikkeld. Toen op huis aan. Eerst de A50 richting Arnhem. Voorbij Zwolle, Hattem en Wapenveld en Heerde. Bij Afslag Epe de S9 op. Op het kruispunt via de grote weg richting Emst. Niet binnendoor, gezien de aanhanger en de lading, maar via de Dood (een levensgevaarlijke bocht in de weg) naar 't dorp.
Dan net voor Karel F.(de dorpsbakker), althans waar Karel vroeger zat, de Oranjeweg op. Richting Schaveren en dan naar Gortel. Net voor de hei, een zandweggetje links. Niet de eerste, dat was 'OmeGaartzijnpaadje'; verboden terrein voor ons sinds we geen deel meer uit maakten van de plaatselijke kerk en school. 
Maar de tweede, een eigen weggetje dat rechtstreeks leidde naar onze boerderij. In het donker werd achter het huis de aanhangwagen zo dicht mogelijk naar de achterdeur gereden. Het buitenlicht aan gedaan en daar zagen we, alle ingewikkeldheid ten spijt, dat het grootste gedeelte van de palmboom was geëvolueerd tot een duizendvingerige plant. Alle bladen bestonden uit lange smalle reepjes die, nu bij stilstand van het karretje, langzaam wapperden in de wind.
Nadat deze plant, of boom zo je wilt, de juiste verzorging kreeg, ontstonden er weer echte, brede, glimmende bladen. Gezond en wel. De boom ging dood aan een onnavolgbare drift om alles schoon en blinkend te houden. Zelfs de palmboombladen werden uiteindelijk in de was gezet. Maar dat wilde de palm zelf doen.  Hoe harder er gepoetst werd, hoe sneller het boompje dood ging. Over ingewikkeld gesproken.

Ingewikkeld ook om aan te geven hoe het met je gaat als dat gewoon per uur verschilt.  Op de morgen van de operatie sta je op met de gedachte dat het goed is dat het weer zover is. Wachten helpt ook niet echt.
Tot het moment dat je samen op de kamer in 't ziekenhuis zit te wachten op de ophaaldienst. Ja, we hebben hier in Nederland een heuse dienst om mensen van hun kamer richting operatiekamer te transporteren. De mensen hiervan, althans degene die ik tot nu toe ontmoet heb, nemen deze taak uiterst serieus. Ik weet natuurlijk niet hoe het mensen met een gebroken been vergaat, maar in ons geval geen zinloze vragen, geen domme grapjes (die maak ik zelf wel op dat moment) maar een resoluut optreden waarbij je merkt dat een ander het bed bestuurt.
Als partner mag ik mee de lift in, tot de juiste verdieping. Voelt toch ook beetje raar, elkaar aankijkend, vasthoudend en wetend. Weten dat het moment van loslaten en overgave dichtbij is.

Veel woorden hebben we dan niet meer. Niet nodig ook. Na bijna twintig jaar zegt een kneepje in je hand soms meer dan duizend woorden. Dat geldt ook voor de laatste kus, de laatste blik.
Hoorde laatst in de kerk hier ook over. Erg herkenbaar. Over die laatste blikken. Waarin je de ander leest. De liefde ziet, ook de vergeving. En hoopt dat de liefde de vergeving overstijgt. Maar misschien is 't wel hetzelfde.
Dan verdwijnt het bed in de volgende ruimte. Daar waar ik niet mee mag. Ze draait zich nog één keer half om en zegt 'doeg' en 'ik hou van je'.
Het is goed dat de deur dichtgaat en ze uit het oog verdwijnt. Mij kun je opvegen.
Maar als je me een dag later tegenkomt in de Hoogvliet of bij de Kruidvat, dan gaat het.
Op dit moment, nu ik 't laatste stukje van dit blog schrijf, is iedereen weer thuis. We zijn weer compleet. En 't gaat best goed!



vrijdag 21 oktober 2016

De ballen van m'n collega

 Nadat ik in ons allesoverheersend leerlingvolgsysteem de absenten heb ingevoerd,zie ik dat ik geen leerwerk maar alleen maakwerk heb opgegeven. Ik sta op van achter mijn bureau en loop de klas in. Met het lesboek opgengeslagen in de hand kijk ik de klas door en vraag me hardop af wie begint met het voorlezen van het gemaakte werk.
Daar mijn leerlingen uitblinken in allerlei talenten maar niet in die op huiswerkgefocust gebied, weet ik dat dit bijna een garantie is om rustig mijn les te kunnen beginnen.
Vanaf het moment dat zij weten het risico te lopen geconfronteerd te worden met de gevolgen van hun keuzes gisteravond, start de onzichtbare wedstrijd "hoe val ik niet op".  Met als voor mij gunstig bijproduct dat het rumoer snel verstilt.
Het grappige is dat zij zowel als ik weten dat het een soort van spel is. Met ongeschreven regels. Zo zal ik geen achtentwintig schriften controleren. Behalve als ik dit bij het opgeven van het werk "huiswerkcontrole" aangekondigd heb. Een andere ongeschreven regel is dat op het moment dat ik het woord huiswerk gebruik aan het begin van de les, zij hun decibelproducerend vermogen niet meer gebruiken. En dit spel werkt. Meestal. 

Soms gooit één van de partijen een nieuw wapen in de strijd.  Of stoft een wapen af dat een tijdje niet gebruikt is.  Zoals die van de al dan niet gemeende interesse in docent's priveleven. De mate van succes van dit wapen is tegengesteld evenredig aan het aantal keren dat het gebruikt wordt.
Ineens klinkt de stem van Daska door de klas: 'Zo, dat was heftig meneer, wat ik gisteren in de kerk hoorde over uw vrouw'.  Daska, vijftien jaar, rebels en aanhankelijk. Gedragsmatig zoekt ze de randjes op. Haar naam valt wel eens in de docentenkamer. Niet supergemotiveerd maar ook weer geen slecht presterende leerling. In ieder geval altijd rechtdoorzee. Zoals nu.
Er ontstaat wat rumoer op de opmerking van Daska. Leerlingen buigen zich naar haar toe, vragen wat er dan gezegd is gisteren. Op sommige gezichten zie ik dat ze het al weten, bij andere verwarring en vraagtekens. Het wordt stil.
In een fractie van een seconde maak ik de afweging. Tot nu toe heb ik geprobeerd werk en prive gescheiden te houden. Zover dat mogelijk is bij mijn doe-leerlingen. Waarbij alles draait om relatie.
Ik denk even terug aan  gisteren toen ik mijn collega tegenkwam in de gang. Ik heb collega's die ik onder mijn vrienden reken.  Hij valt daar niet onder. Zijn kennis over mij is de laatste maand uitgebreid.  Het feit dat mijn vrouw kanker heeft, is daar debet aan. Na zijn vraag hoe het met haar is, beantwoord door een 't gaat' en daarna de onvermijdelijke vraag die meestal als een soort menu voorgeschoteld wordt: "Heeft ze chemo of wordt ze bestraald? Of geopereerd?" Waarop ik aangeef dat ze eerst chemo gehad heeft en nu geopereerd gaat worden.
Dan zijn laatste vraag of dit borstbesparend is. Hij kent haar niet eens.. Helaas kwam ik er in een later gevoerd telefoongesprek met mijn zus pas achter dat de enige passende reactie geweest zou zijn : 'Collega, ik hoop niet dat jij prostaatkanker krijgt. Maar als dat ooit gebeurt hoop ik dat de collega's van je vrouw meer fatsoen zullen hebben dan te vragen naar de al dan niet nog aanwezige ballen na de noodzakelijke ingrepen".
Ik zei alleen maar: 'Nee, dat is geen optie meer' en ben weggelopen.
En dan zou ik mijn leerlingen, prachtige mensjes in de dop, die mijn energie opslurpen maar me ook gigantisch voeden, hen zou ik met een kluitje in het riet sturen? Geen denken aan.
 Ik neem een besluit.
'Jongens en meisjes, leg allemaal even je spullen neer. Ik wil jullie wat vertellen'.













De toonbank van de apotheker

'Heeft u het echt nodig?', klonk de strenge stem aan de andere kant van de toonbank. Noem je dat trouwens nog steeds zo? 'Toonbank?' Valt niet zoveel te tonen namelijk bij de huidige apotheek. Het meeste wat ze hebben zit in één van de vele laden waar de gehele achterwand mee gevuld is.
De toonbank zelf toont een display met oordopjes (nee niet die voor een Iphone of ander mobiel apparaat, maar juist bedoeld om geluid tegen te gaan). Oranje, groen en blauw hebben ze. Zal wel per aantal decibels gaan. Of heeft met de grootte van het inwendige oor te maken.
Naast de oordoppen staat een bakje met folders. Die gaan over veilig medicijnen meenemen op reis. Iets over een medicijnpaspoort. Anders word je op Schiphol uit de rij gehaald een kamertje ingevoerd en nadat al je koffers overhoop gehaald zijn blijkt er een doosje pillen te veel in te zitten zonder de juiste reisbescheiden.
Voor de rest toont de toonbank niet veel. Ja toch wel: Nog een bordje over achter de rode streep blijven staan in verband met de privacy van degene voor u. Helpt niet echt bij het gehanteerde volume van de mevrouw die mij bevraagt over het al dan niet noodzakelijk zijn van de door mij gewenste geneesmiddelen.
'Euhh...tja..' even flitst het door me heen; wat als ik als antwoord geef: 'Nee hoor, maar weet u, ik zat lekker in de tuin onder een boom en dacht laat ik eens wat middelen tegen de misselijkheid (als bijwerking van de chemo) halen. Leek me wel lekker….Echt nodig? ….Nee dus…'
Maar ik hoorde mezelf zeggen, zacht zeggen: 'Ja dit heeft mijn vrouw echt nodig. Haar oncoloog heeft dit voorgeschreven' Vragend keek ik haar aan. Ze keek streng terug: 'Deze combinatie is hoogst ongebruikelijk, ik mag deze niet meegeven”.
Ook al dacht ik:'ik mag, ik mag….jij mag helemaal niet mogen...jij moet gewoon uitvoeren wat er op dat recept staat. Mijn vrouw heeft drie uur chemo gehad, ik heb haar kotsmisselijk thuis gebracht, ze hangt nu boven de toiletpot en jij gaat me die voorgeschreven rotzooi meegeven zodat ze niet de komende nacht en de volgende dag boven die pot hang'.
Maar ik zei niets. Op dit moment weet ik niet of ik me liet leiden door mijn bekendheid met de bureaucratie of door mijn moeheid. In t eerste geval wist ik dat het gewoon kansloos was om tegen een genomen besluit in te gaan van iemand die proeft van wat macht. In t tweede geval had ik niet de energie voor een gevecht over zo iets basaals.
Uiteindelijk naar huis gefietst. Oncoloog gebeld (via een assistente die de gebruikelijke overredingskracht nodig had). Deze oncoloog werd boos, begreep echt niet dat ik t niet meekreeg. Zij zou wel even bellen. Vertelde me ook dat het niet nodig was om terug te bellen. Gaat u maar opnieuw naar de apotheek. “Ik verzeker u, het ligt straks klaar'.
Een kwartier later stond ik bij diezelfde apothekersassistente. Sorry had ik niet verwacht maar dat ze zelfs niet schaapachtig keek dat viel me tegen. “Ja, ik ben gebeld. Zal het voor u klaarmaken. Eén momentje.' Nadat ze zelf nog een keer met het ziekenhuis gebeld had stond ik, twintig minuten later, met de spullen die op t oorspronkelijke recept beschreven waren, buiten.
En weer tien minuten later thuis. Nog net op tijd om het toilet schoon te maken voor de kinderen van school kwamen.