Dat is het thema in de prachtige uitvoering van Monteverdi's laatste geschreven opera; de kroning van Poppea. Gezien mijn gebrek kennis op dit gebied, zal ik me niet wagen aan een inhoudelijke muzikale beschrijving van het virtuose samenspel tussen orkest en zangers.
Ondanks dat ik in het midden op de eerste rij een prachtig gezicht heb
op en in de orkestbak. Aan de rechterkant staan de cello's, contrabassen en de harp. Aangevuld met een paar instrumenten die er uit zien als grote luiten. Op de harpiste na allemaal mannen aan die kant
Aan de linkerkant zitten een stuk of zes violisten waar er ook twee of drie soorten van waren. Helemaal achteraan links zitten twee fluitistes die verschillende fluiten bespelen. Deze kant wordt grotendeels door vrouwen bevolkt.
In het midden, recht voor mij, zit de dirigent die zelf een soort spinet bespeelt. Tegenover hem staat nog een spinet en een kistorgel. Deze worden bespeeld door de enige mens in de orkestbak die steeds van plaats wisselt.
Op het podium recht voor me, achter de orkestbak, draait langzaam een buis, zo groot als een forse rioolpijp, aan een staalkabel. Half zwart, half wit geschilder. Bij navraag aan mijn buurman blijkt dit het Schicksal te verbeelden; het lot.
Dan begint het meer dan drie uur durend spektakel. Als eerste komen drie prachtig geklede dame's binnen; Liebe, Tugend und Glück. De eerste belichaamt de hele avond de liefde op een erotische manier, de tweede laat de deugd vooral zien als streng en ordelijk in tegenstelling tot het geluk dat er soms wel en niet is. Bij die laatste komt het leven zoals het er is.
Liefde en deugd zijn nogal in gevecht met elkaar.
Het hele verhaal draait om Poppea die als minnares van Nero meer wil zijn dan dat. Zij wil zijn onvoorwaardelijke liefde en alles wat daarbij hoort, Haar uiteindelijke doel is Ottavia, de keizerin, van haar troon te stoten en haar plaats in te nemen.
Het lastige is dat Poppea, net als Nero zelf, getrouwd is en haar man, Ottone, een trouwe dienaar van Nero is.
Ottavia, de vrouw van Nero, merkt dat haar positie wankel wordt en beraamt een moordaanslag op Poppea. Daarvoor gaat ze naar Ottone en gebiedt hem zijn eigen vrouw te vermoorden. Deze Ottone wordt bijgestaan door Drussila (oftewel Glück, en in het italiaans Fortuna).
Op het moment dat Ottone zijn slapende vrouw (Poppea) wil doodschieten, laat zijn Fortuna hem in de steek. Poppea wordt wakker en roept de hulp in van haar page. De laatste heeft een stem die me raakt. Ik weet niet goed waarom. Zij is de enige die de niet-schoonheid belichaamt van alle elf spelers. Ze lijkt een man, is als vrouw gekleed en bezingt regelmatig haar eigen zichbare aftakeling. Waar de rest regelmatig zich al dan niet halfnaakt op zijn op of haar best laat zien, vertolkt zij in kleding, gedrag en zang vooral haar weemoed.
Ze zingt half huilend dat je als vrouw niet op de avond moet wachten, maar vooral de morgen ertoe doet. Dit wordt vervolgens tegengesproken door zowat iedereen van de tien andere spelers die één voor één en soms zelfs allemaal tegelijk haar komen liefhebben.
Nu het complot tegen Poppea ontdekt is, wordt Nero op de hoogte gebracht. Deze heeft inmiddels zijn goede vriend en raadgever Seneca laten vermoorden door hem te verplichten gif te drinken. Aandoenlijk zijn de laatste woorden van deze wijze man. Hij blijft geweld veroordelen en zingt dat elke misdaad de deur open zet voor een groter kwaad. Hij wenst niet mee te doen en drinkt zijn gifbeker leeg. Die beker is hier trouwens een modern flesjes met blauw spul erin. Er zijn meer van die prachtige uitstapjes naar het nu. Zo gooit Nero ergens een fles wijn stuk die dan door een bediende met een moderne dweilstok van een bekend Duits merk wordt opgeveegd.
Nero verbant nu zijn vrouw en benoemt Poppea tot nieuwe keizerin. Beiden bezingen en bedrijven opnieuw de liefde. In hun geval lijkt dat ongeveer hetzelfde te zijn. De ineenstrengeling van beide lichamen samen met de stemmen die zo hun gevoelens vertolken is van een wonderbaarlijke schoonheid. Tel hierbij op hoe het orkest antwoordt en reageert op wat er gebeurt, door soms de aanzwellende tonen die je bijna omhoogduwen in je stoel of de wegstervende muziek die je de adem in doet houden, en je hebt een beeld van de avond.
De schoonheid van alles doet de moraliteitsdiscussie, die dit als laatste geschreven werk van Monteverdi oproept, totaal irrelevant zijn.
Het enige dat je hier voelt is dat liefde het laatste woord heeft. Altijd, overal en totaal.