Zo heet het vandaag nog steeds. Een dag waarop kerken bloemen en fruit op het altaar zetten, waarin gebeden wordt voor boeren en arbeiders, waarin woorden als ‘zegen’ en ‘vruchtbaarheid’ klinken. Ooit een vanzelfsprekendheid: God danken voor wat de aarde geeft, en voor wat onze handen tot stand brengen.
Maar ik vraag me af: waarvoor danken we precies?De aarde kreunt. Haar vruchtbaarheid is niet langer een geschenk, maar een berekening. Grond wordt uitgeput door monoculturen die jaar na jaar hetzelfde eisen. De ploeg, de mestinjector, de spuit en het ritme van de seizoenen is ingeruild voor dat van machines en marges. We noemen het landbouw, maar het lijkt meer op landroof: we nemen, zonder te luisteren naar wat er nog te geven valt.
Dankbaar voor met gif bespoten bloemen waarvan de toegebrachte schade steeds duidelijker wordt? Dankbaar voor genetisch gemanipuleerde maïs, gevoerd aan koeien die nooit meer echt grazen? Voor melkproductie die de maat van het leven allang te buiten gaat? Voor arbeid die mensen tot radertjes maakt in een systeem dat geen adem kent?
Ik denk aan het woord ‘arbeid’. In de Bijbel klinkt dat als iets goeds, iets waarin mens en aarde elkaar vinden. Nu is het vooral iets wat we moeten volhouden. Hard werken om het hoofd boven water te houden, om te voldoen aan regels, aan rendement, aan verwachtingen die niemand meer echt begrijpt.
Misschien is het tijd om stil te staan bij voor wat we nog wél kunnen danken.
Voor de boer die zijn land laat rusten. Voor de akker waar weer klaver groeit, en bloemen.
Voor de bijen die terugkeren en voor de regen die valt waar hij nodig is.
En voor de mens die durft te zeggen: het is genoeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten