dinsdag 12 augustus 2025

De storm is weg

We hebben dagen samen doorgebracht, de storm en ik. Hij kwam zonder zich aan te kondigen, joeg door de kloven, trok aan de luiken, liet de zee opspringen als een wild paard. Soms beukte hij, soms floot hij langs het huis alsof hij me iets toevertrouwde. Ik liep tegen hem in, voelde hoe hij mijn adem meenam en weer terugbracht. Alles stond in dienst van zijn aanwezigheid; de geur van zout, het scheefgroeien van geluid, de lichamen van bomen die bogen maar niet braken.

De dagen kregen zijn ritme. In de nacht slapen in rust en soms wakker worden van gehuil. Heldere hemel, volle maan en bewegende lucht als ik even naar buiten ging.
Overdag kijken naar de schuimkoppen op zee en op het land bladeren die de lucht kozen. Er was geen stilte, maar ook geen onrust. Alleen een voortdurende, allesomvattende nabijheid. Wind die draaiend mij omsloot.

Nu is hij weg. De heg met oleanders staat recht, de bougainvillea rust tegen haar eigen schaduw. Het geluid van de zee is kleiner, een constante zonder nadruk. Ik loop de nabijgelegen boomgaard in en hoor hoe mijn voetstappen het enige zijn dat nog verplaatst. Onder de vijgenboom is het ineens goed toeven. Hij komt bij nadat zijn laatste blad is afgerukt.

De lucht is helder, maar anders helder dan in de storm. Er blijft iets in me stromen, een echo van wind die niet meer waait. 

vrijdag 8 augustus 2025

Als de wind blijft

 Elke zomer komt hij terug, de Meltemi. Eerst als een zachte belofte, een koele hand op een warme dag. Dan, plotseling, met volle kracht, een onzichtbare gast die de zee optilt en het wasgoed van de lijn rukt. Eeuwenlang een zegen: hij verjaagt de hitte, brengt adem naar de olijfbomen, maakt de lucht helder tot aan de horizon. Toch waait er altijd iets mee dat niet terugkomt.

Vandaag ligt Plakias stil en woelig tegelijk. Ik leun tegen de lucht, alsof die een muur is. Veerboten blijven weg, de golven staan schuin op hun eigen lijn. Het rumoer van de elementen laat een kalmte achter die bijna weegt.

De oude Grieken vertelden dat Zeus, toen de aarde zinderde, Boreas riep om Kreta te koelen. De noordenwind vond zijn weg door smalle kloven, waar hij werd samengeperst tot storm. Aan de zuidkust schoten de golven overeind, wit van schuim; een geschenk dat te uitbundig werd uitgepakt.

Ik hoor de Meltemi anders. Niet alleen als natuurkracht, maar als stem die het moment leeg veegt en tegelijk vult. Soms lijkt hij me op te tillen, soms neer te zetten om me iets later compleet omver te blazen. En als de wind blijft, blijft ook iets van mij hier, op deze plek die woelt en wacht onder een hemel die nooit stilstaat.

woensdag 6 augustus 2025

Een kuise afdaling

 De route naar het strand is eenvoudig. Twee kloven achter ons huisje, een slingerend pad tussen steen en zon. Het is midden op de middag. Alleen mijn voeten weten waar we naartoe gaan.

Langs oleander, die zich heerlijk overgeeft aan de zomer. Wilde venkel zwaait als een kruidige welkomstcomité. Vijgenbomen hangen loom over het pad alsof ze elk moment iets kunnen laten vallen. En in de laagte hier en daar een bamboebosje.

Dan valt mijn oog op een plant die ik niet ken. Sierlijk, paars, fris. Iets aan de bladeren intrigeert me. Ik open mijn determinatie-app.
Vitex agnus-castus, meldt het scherm. Monnikspeper. Ook wel: kuisheidsplant.

Ik frons. Kuisheidsplant? Hier? In deze broeierige kloof richting zon, zee en zwoele lichamen?

Nieuwsgierig zoek ik verder. Blijkt dat middeleeuwse monniken deze plant gebruikten om hun driften te temperen. Niet door er naar te kijken, maar door hem letterlijk te consumeren. Thee van de bessen, poeders in het eten. Alles om de innerlijke storm tot bedaren te brengen. Alsof een struik met een Latijnse naam sterker is dan de menselijke begeerte.

Ironisch genoeg ziet de plant er allesbehalve ingetogen uit. Weelderig, geurend, in volle bloei. Alsof ze zelf vergeten is wat haar taak was. Of heimelijk geniet van haar strategische plek aan het pad naar het strand.

Ik stel me voor: een abt met vooruitziende blik. Hij kijkt uit over het klooster, over de kloof, naar de zee. En hij denkt: Laten we daar wat kuisheidsplanten zetten, dan komen mijn broeders tenminste een béétje rein aan op het strand. De kuise equivalent van een gordel om je gedachten.

Maar ik ben geen monnik. Ik heb niets gegeten, niets gedronken, hooguit geroken. En eerlijk gezegd voel ik me er alleen maar levend door. Wanneer ik het strand bereik, ligt de zee open voor me als een uitnodiging. Geen schuld of onschuld. Alleen zon, zand en de eenvoud van zijn. De kuisheidsplant blijft achter in de kloof. Ook als ik dezelfde weg terug wandel. Ik neem niets mee. Maar ik knik haar wel even toe. Omdat ik hou van planten die het goed bedoelen. Zelfs als ze iets proberen tegen te houden wat allang onderweg is.

dinsdag 5 augustus 2025

Waar de heuvel waakt

 Hier, aan de voet van de Timeos Stavros, valt de nacht. De maan trekt een zilveren spoor over zee, alsof ze de weg markeert voor wie verdwaald is in herinneringen. De heuvel zwijgt, maar ik voel zijn aanwezigheid, hij waakt, zoals hij dat altijd al gedaan heeft.

Wij zijn hier slechts voorbijgangers, tijdelijke gasten, ademend tussen verleden en toekomst. De stenen dragen eeuwen, de heuvel kent de voetstappen van hen die schuilden voor stormen van wind, van water en van tijd.
En nu, terwijl de stilte dikker wordt, besef ik hoe weinig wij hoeven vast te houden. Alles is er al. De maan keert terug, de zee blijft gaan, de heuvel staat.
Misschien is dat zijn geheim: hij draagt ons zonder iets te vragen. Hier, onder zijn blik, wordt weemoed zacht. Tijd even niet meer iets dat we verliezen, maar iets waarin we rusten. Een toevlucht, voor wie durft stil te zijn.
Vanavond ben ik dat. Eén met de maan, de heuvel, en alles wat blijft.