zondag 11 augustus 2019

Een leven lang op de wip

Vandaag deed ik een ontdekking. Voor degene die me een beetje kent, is dat niet vreemd, het gebeurt vaker. Nogal eens met een gevoel alsof het een wereldontdekking is.  Soms is dat zo, vaak niet. In dat laatste geval denk ik gewoon dat mijn omgeving er nog niet aan toe is. In andere gevallen leert het leven me wel.

Maar nu, mijn ontdekking. Die begint met een vraag. Waarom hebben we geen speeltuinen voor oude mensen? Waarom kunnen we pretparken en speelplaatsen bedenken voor kinderen, met alles waarvan we denken dat het er bij hoort. Door onze maakbaarheidsgedachten hebben we ze al een beetje vernaggelt met alle veiligheidsvoorschriften. Maar ze zijn er nog wel. De plekken waar kinderen kind kunnen zijn. 
Daar we ontdekt hebben dat elk mens wil spelen hebben we parken ontwikkeld waar we ons als volwassenen kunnen uitleven. Jammer genoeg hebben we bedacht dat dit vooral een hoog adrenaline-gehalte moet hebben. 
Onlangs zat ik aan een strand en bouwde daar een soort kasteel. Het lukt me nog steeds niet om die precies op de vloedlijn te zetten. Ver genoeg op het strand om hem te behouden en dicht genoeg bij het water om de slotgracht vol te krijgen. Ik heb mezelf aangeleerd om op het moment dat mijn laatste muur weggespoeld wordt, het achterblijvende gat te vullen met mijn voeten. Dan trek ik een gezicht naar eventuele toeschouwers alsof dit mijn bedoeling was. Gewoon een watergat waar mijn voeten in passen.
Terug naar mijn ontdekking. We kennen het fenomeen dat er nogal wat ouderen zijn die terug keren naar hun kindzijn voordat ze dit leven achter zich kunnen laten. Nee, dit is niet altijd een feest. Ik weet het. Dat is kind-zijn ook niet altijd. Toch hebben we kinderspeelplekken.
Laten we ouderspeeltuinen maken. Waar ze kunnen schommelen, draaien en wippen totdat ze uit uitkraaien van plezier. Of jammerend komen om een ijsje.  Waar ze kunnen roepen: 'Nog een keer!' 
De plek waar wij als jongeren tegen ze zeggen:'Doe voorzichtig!', in de wetenschap dat dit het laatste is dat ze willen. Dus kijken wij een beetje voor ze uit. Een boemeltje over alle atracties heen, waar ze allemaal in kunnen.  De plaats waar we als kind of partner mee mogen feesten op de glunder van wie ons het liefste is. Waar een gerimpelde hand als een babyhand is en overhangend vel net zo sprankelt van plezier als een klein kind met nog wat teveel aan babyvet. Weg met de eeuwige jeugd, schoonheid zit 'm in het leven zelf. Ouderdomsvlekken, grijze en kalende hoofden staan de schoonheid niet in de weg maar benadrukken die.  
Hoe dat moet met al die rollators en electrische karretjes? Nou gewoon, beschouw ze als kinderwagens, maxicosa en ander zit-, en vastmaaktuig waar we onze kinderen mee plagen.
Maar als ze wat breken? En iemand een hand tussen een touw van een schommel krijgt? Ja wat dan? Dan helpen we ze en troosten we. Leren we dat ook weer eens.  Er zal vast wel iemand te vinden zijn die een protocol wil schrijven. Tot dat klaar is en lang daarna: 'Laat onze ouderen spelen!'

Zelf hoop ik oprecht dat ik op honderdjarige leeftijd nog op een schommel zit, of iemand loop te duwen. En elke keer als de schommel bij me is, mag fluisteren voor ik afduw: 'Speel liefste, speel.' 

Misschien, heel misschien, als we genoeg met onze kinderen en onze ouderen spelen, komen we erachter dat we in die tijd ertussen gewoon door mogen spelen.  'Sorry schat, ik kom wat later, moet eerst even schommelen.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten