dinsdag 31 maart 2020

Drieluik presentatie Parre (deel 1)

Over een week ligt Parre bjj de boekhandel. De geplande boekpresentatie gaat niet door. Wat ik daar had willen zeggen, schrijf ik jullie in een drieluik. Vandaag deel één.

Maart 2017    

Voorzichtig stuurde ik mijn auto het zandpad op. Even voelde het alsof ik hier illegaal en zwaar in overtreding was.
Even hoorde ik een boze man tekeergaan tegen een buurjongen  die veel te hard mijn zijn Opel Kadett over ons eigen landweg reed. Wist die buurjongen veel dat wij elk voor- en najaar uren bezig waren om de kuilen in de weg te vullen met grint dat er nu opspattend door hem uitgereden werd. 
Met een kalm gangetje reed ik de zandweg uit en parkeerde de auto iets voor ons huis aan het begin van een bospaadje.
Ondanks dat de bomen gegroeid waren, voelde het bos gekrompen op het moment dat ik uitstapte. Voor ik richting de boerderij liep, maakte ik mijn rondje door het bos. Meer dan vijfentwintig jaar geleden dat ik deze omgeving de rug toekeerde, en het voelde nog precies zo.
De geur van de lariksen en grove dennen vermengd met de opstijgende ochtendnevel was nog steeds dezelfde. Het enige wat afweek was het licht tussen de bomen. Op één of andere manier had het nu vrij spel gekregen waar het vroeger donkerder en ondoordringbaarder was. 
Na mijn rondje bos liep ik naar de boerderij om daar aangekomen het erf voorbij te gaan. Het zou gek geweest zijn om gelijk naar de gebouwen en het huis, waar nu andere mensen woonden, te lopen.
Eerst moest ik de weilanden bekijken en voelen. Het water in de sloot een duiker in zien gaan en aan de andere kant eruit horen klateren. 
Prachtig om te zien hoe de sloot, die eigenlijk een spreng vormde, verlegd was door de huidige bewoners. De vroegere rechtlijnigheid had plaatsgemaakt voor een in vloeiende bochten liggende afwatering. Voor mijn gevoel klopte het. Helemaal toen ik omhoog keek en hoog in de lucht drie buizerds hun eindeloze ovale cirkels op de opstijgende warme wind zag maken. 
Ik had mijn jas uitgedaan en mijn mouwen opsgetroopt daar aan die slootrand. De zon op mijn hoofd en de wind over mijn armen voelde als thuis. Helemaal thuis. 
Ik keek dan ook verstoord op toen er iemand naar me toe kwam en me riep. Het was de huidige bewoner die, net als wij vroeger, zijn land bewaakte. 
Na wat uitleg van mijn kant werd ik hartelijk welkom geheten. Ik kreeg een rondleiding door het huis en de gebouwen. 
Het voelde raar om weer voor hetzelfde raam boven te staan waar ik ooit als kind voor stond. Naast hele andere herinneringen kwam er vooral het moment naar voren waarop ik hier stond met een stuk verboden vuurwerk in mijn hand. Waar een stuk of vijftien felgekleurde ballen uitsprongen om verderop in de lucht te ontploffen. Ik had hem net aangestoken toen mijn vader de kwamer op kwam met de vraag wat ik aan het doen was.
Ik weet nog dat ik me omdraaide en ondertussen het stuk vuurwerk nog naar buiten probeerde te richten. Dat lukte niet helemaal.
Ik maakte wat foto's uit ditzelfde raam. Ook het uitzicht door het raam waar ik de uil door kon zien wilde ik vastleggen. Tot ik besefte dat dit niet kon. Niet in een foto.  Daar waren letters voor nodig. 
Hier op dit moment werd het boek Parre geboren.











Eén


Alleen
Pasen vieren
zonder de ander.
Geen Goede Vrijdag
of Opwekking met iederen.
Dauwgetrap of Pinksterfeest
niet in klein gezelschap.
Heere God en ik, 
met ons twee
zo geheel
al één.


zaterdag 28 maart 2020

Amsterdam afgezegd

Vanavond zouden we in Amsterdam op de planken gestaan hebben in het kleinste theater van ons land; het Torpedotheater aan de Sint Pieterspoortsteeg. Alleen die straatnaam al.
Ooit gebouwd als winterresidentie voor een poppenkastspeler. Zoals het Carré  begon als winterverblijf voor een circus. Beiden een beschutte plek in koude tijden.
Dat proberen we met onze voorstelling ook te zijn. De laatste keer dat we in dit theater speelden waren we dat ook. Na de voorstelling hebben we altijd een vragenhalfuurtje. Waarin mensen ook vaak met hun eigen verhalen komen. Zoals ook nu. 
Een vrouw zei: 'Weet je, toen ik jou daar zag staan met die fiches in de hand en de geluiden hoorde van een stapeltje fiches die je van je ene hand in de andere liet vallen en daarna op een stapeltje wegzette, toen zat ik ineens weer midden in het casino.'
Even was het stil, iedereen liet de woorden van deze mevrouw; een bekentenis, even binnenkomen, toen vervolgde ze: 'Hoe is dat voor jou? Triggert je het niet? Mis je dan het spel niet enorm?' 
Mooi als iemand niet alleen iets over zichzelf vertelt, maar gelijktijdig ook kan uitreiken naar de ander.
We kennen allemaal onze triggers. Of dit nu een geluid, een beeld of een geur is. Een bepaalde gebeurtenis brengt je zo ineens op een andere plek. En ja, die fiches in mijn hand tijdens de voorstelling dat is echt wel wat. Alsof een alcoholist met een glas bier over een podium loopt.
Als theatergroep hebben we het hier samen over gehad; dit wel of niet doen. We hebben gekozen om dit wel te doen. 
Het geeft mij de gelegenheid iets te zeggen over triggers. Dat die er gewoon zijn. Ook al zoek je ze niet, je komt ze tegen. 
Zaken die je triggeren kun je niet ontlopen.  Onze theatervoorstelling heeft me in twee jaar dichter bij mijn verslaving gebracht dan in de rest van de bijna twaalf verslavingsvrije jaren. 
Sinds onze voorstelling heb ik gokdromen en kan er soms in mijn hoofd weer dichtbij zitten.  
Maar het is goed. Ik weet me omringd door een paar mensen die me door en door kennen. Die echt even wachten nadat ze gevraagd hebben hoe het met me gaat. Mijn licht en m'n donker kennen. 

En vanavond? Ik mis de fiches. Graag had ik ermee gespeeld. Om te kunnen zeggen dat we best zonder kunnen. 











donderdag 26 maart 2020

Eentje is teveel en duizend niet genoeg


Vanmorgen heb ik een paar oproepen gemist. Ze zijn anoniem; dus terugbellen gaat niet. Het gebeurt me vaker maar deze keer zitten ze me niet lekker. Het voelt als een opluchting dat de volgende anonieme oproep komt terwijl ik in de auto zit.
' Hallo met Arjan', neem ik op met een druk op de handsfree knop.
Het blijft even stil. Dan volgt er een aarzelend 'hoi'.
' Hoi, met wie?'
'Euh, met Roel.'
'Ha Roel, zeg het eens!
'Ik zat jaren geleden naast je in de Stay-Clean groep.'
Het kwartje valt onmiddellijk en in mijn gedachten zit ik in één keer tien jaar terug in de tijd. De Stay-Clean groep was de wekelijkse meeting van mensen met een verslaving. Grotendeels bestond de groep uit mensen die net uit de kliniek kwamen.
Elke dinsdagavond zaten we met een groep van een man of tien bij elkaar. Meestal alleen mannen. 
Wat op mij de meeste indruk maakte, was de opening. We begonnen met een rondje waarbij iedereen zijn voornaam en verslaving noemde.
Nog steeds, ik kom nog wel eens bij zo'n soortgelijke meeting, kan het me ongelooflijk raken als ik hoor: Ik ben Jan, alcoholverslaafd, ik ben Rick, cocaïne-verslaafd en ik ben Jesse, pornoverslaafd. Telkens gevolgd door een begroeting van de hele groep.
Persoonlijk geloof ik dat een mens meer is dan zijn verslaving, maar hier op zo'n moment wordt de mens teruggebracht tot zijn probleem.
Ik herinner me ook Roel weer. Alcohol.
“Ha die Roel, dat is lang geleden! Hoe is het?’, is het eerste dat ik kan bedenken.
‘Nou, niet zo goed. Ik mis de meeting.’
‘Ga je er nog steeds heen dan?’, ik hoor mezelf deze stomme vraag stellen.
‘Ha ja nog steeds’, hier aarzelt de stem die door de speaker klinkt even. ‘Niet helemaal’, vervolgt hij ‘Ik ben er drie jaar niet geweest. Maar sinds een jaar of twee kom ik er weer wekelijks.’
Ik hoor aan zijn stem dat het niet handig is om naar die drie jaar te vragen. In ieder geval niet nu.
‘Maar met die corona, zijn alle meetings afgezegd. Ik heb nog gekeken in een andere plaats hier vlakbij. Er is er geen één meer die doorgaat.’

Inmiddels rijd ik over een dijk met aan de ene kant water en aan de andere kant een weiland vol met schapen. Op de eerste parkeerplaats stop ik en neem de telefoon in mijn hand. Het voelt wat meer privé om zo met hem te bellen.
Onder aan de dijk zit iemand in zijn eentje op een stoeltje naar zijn hengel te kijken.
Roel vertelt me over zijn kinderen die al een paar jaar niet meer thuis wonen. Hij maakt zich er zorgen om. Zijn dochter woont in een studentenhuis met  een stuk of zes bewoners. Roel is er niet gerust op dat ze voorzichtig genoeg is.
Dan vertelt hij over zijn vrouw die in het ziekenhuis werkt. Als ik naar hemzelf vraag, vertelt hij hoe hij thuis zit. Een paar jaar geleden heeft hij de overstap naar het onderwijs gemaakt. Daar hij een technisch vak geeft, heeft hij thuis weinig voor school te doen. Het grootste gedeelte van de dag volgt hij het nieuws en zapt van het ene kanaal naar het andere.
Eergisteren heeft hij bij de slijterij van de supermarkt een fles wodka gehaald. Gekocht met de gedachte om toch iets in huis te hebben als het nog erger wordt. Hij heeft zichzelf beloofd dat hij er af zou blijven. Dat is een dag gelukt.
Gisteravond heeft hij de fles achter de wasmachine tevoorschijn gehaald. Er eerst een uur naar gekeken en toen zichzelf één glaasje beloofd. Een uur later was de fles half leeg.
Roel was naar bed gegaan voordat zijn vrouw thuiskwam. Ondanks dat hij wist dat je wodka niet kan ruiken was hij met de rug naar het midden gaan liggen.
Vanmorgen was hij met knallende koppijn wakker geworden. De plek van zijn vrouw was leeg. Toen hij uit bed stapte, voelde hij papier onder zijn voet. Het was een wit vel waarop geschreven was. Het handschrift van zijn vrouw. ‘Jammer Roel, je maakt me verdrietig’ , stond er. Ernaast lag de halfvolle fles wodka.

En nu heb ik hem aan de telefoon. Hij vertelt me hoe hij de meetings mist, hoe ze zijn week bepalen. Het weekend is altijd moeilijk voor hem, maar normaal kan hij dan uitzien naar de dinsdagavond. Plus dat diezelfde avond hem door de rest van de week helpt.

Mijn gesprek met Roel duurt nog even voort. Dan maken we een nieuwe belafspraakje.

Voor het eerst besef ik dat er waarschijnlijk honderden mensen zoals Roel vrij stuurloos ronddobberen. Je belt niet zo snel een andere hulplijn om te zeggen dat je de meeting met andere ex-verslaafden mist. Of te zeggen dat je van het pad dreigt te raken.
De zorgen om wat er om je heen gebeurt, het lot van familie of vrienden, de onzekerheid over je toekomst; allemaal ingrediënten die iemand makkelijk kunnen terugduwen in oud gedrag.


Kunnen we naast alle andere goede dingen ook een beetje uitkijken naar de Roels in ons leven?  Enneuh, als je zelf een Roel bent; pak die telefoon en bel iemand. Desnoods iemand die tien jaar geleden naast je zat. Misschien heeft die jou wel net zo hard nodig.

zondag 22 maart 2020

Anderhalvemetergraag

Kunnen we er geen groet van maken? In plaats van 'hallo' of 'goedemiddag' zeggen we 'anderhalvemetergraag'.
Daarmee zeggen we dan eigenlijk: 'Ik hou zoveel van je dat ik je niet wil besmetten.'
Om me heen zie ik dat het best lastig is om ons aan dit voorschrift te houden. Ik denk dat dit meer zegt over ons onvermogen dan onze onwil.

Het voelt gewoon gek om ineens terug te deinzen of weg te lopen. Iemand de rug toekeren of op een andere manier te ontwijken voelt als een vlucht. 

Goede kenissen en zakelijke relaties geen handen geven was lastig maar leerden we snel.
De Hand, Handen, Vinger, Duim, Wijsvinger, MiddelvingerFamilie, vrienden en andere mensen dichtbij niet aanraken bleek een stuk lastiger maar we kunnen het.
Een afstand van anderhalve meter in acht nemen, is ronduit ingewikkeld. In een supermarkt betekent dit dat we elkaar niet kunnen passeren. Met een rondje hardlopen moet ik van het pad af en even dwars door het bos struinen. Bij een tegenligger op het voetpad moet ik van het trottoir af en oversteken.

Natuurlijk snap ik de regel en probeer ik me er aan te houden. En erger ik me aan mensen die zich er niet aan houden en er soms blijkbaar heel moedwillig lak aan hebben. Denk dat niemand zit te wachten op een totale opsluiting in zijn of haar huis. 
Natuurlijk kunnen we allemaal een parkeersensor om onze nek binden, maar wat als we gewoon lief tegen elkaar doen?  Gewoon tegen die voorbijganer waar ik bijna te dichtbij kom, zeggen 'Anderhalvemetergraag' met een glimlach erbij.  Een mooie groet die in wezen een betuiging van liefde is.

Ik ga een rondje hardlopen en dit gelijk eens oefenen. Misschien groet ik wel meer mensen dan ooit.

donderdag 19 maart 2020

Digipodia in Gouda

Onze voorstellingen worden afgelast. Podiums en planken blijven leeg.
Duizenden mensen treden niet op, verbinding blijft liggen. Het is niet alleen deze vorm van volksvermaak die we nu niet hebben. Juist het zoeken naar antwoorden, of vragen missen we. Het leven duiden, opvrolijken en verdiepen via groot-, en kleinmenselijk drama op de planken, speelt op dit moment geen rol. En dat is best jammer.

Wat als we gaan optreden voor lege zalen en volle huiskamers?  Wat als de  podia beschikbaar zijn voor optreden van lokale kunstenaars. Wat als we er een paar camera's opzetten en gaan uitzenden?

Een programmering maken die virusvrij is. Niet om te ontkennen wat er gebeurt, wel om een ander antwoord te geven. De dokter, de verpleegkundige, de leraar en zoveel anderen doen het vanuit hun professie. 
Wat als wij het doen vanuit de onze. Verbinding zoeken dwars door het lachen en huilen heen. Het hoeft elkaar niet in de weg te staan.

Mooie voorstellingen maken. Ik zie een leger van musici, schilders, zangers, dichters, schrijvers, acteurs, clowns, dansers en andere kunstenaars voorbijtrekken.  Allemaal vullen ze een uurtje op de planken. Natuurlijk met gepaste afstand tot elkaar, in alle opzichten. 

Ik heb inmiddels wat contact gehad met mensen hier in de stad vanuit diverse disciplines. De wil is er. De grote vraag is: Hoe maak je het betaalbaar? Waar mensen vroeger een kaartje kochten (waaruit kosten als zaalhuur, en artiesten, technici, schoonmakers en ander personeeel betaald werden) kun je dat niet zomaar via een uitzending laten betalen. Of kan dat wel?

Zijn we in staan een GoudsPlatform (iets met crowdfunding ofzo) op te richten waarmee we niet alleen het behoud van culturele instellingen beogen maar ook onze artiesten aan het werk houden?

Helemaal mooi als we hier ook andere steden in kunnen meenemen. Misschien zijn er al wel initiatieven. Ik hoor ze graag.


De woestijn zal bloeien als een roos

Vandaag hoorde ik dat Afrika nog redelijk vrij van virus is. Of dit nou door het klimaat of iets anders komt, is me niet duidelijk.
Nu hier alles een beetje op slot gaat en we misschien wel op de drempel staan van een compleet nieuw tijdperk, blijf ik maar denken dat verhuizen best een optie is.
Want wie zegt dat we niet zonder vliegtuigen kunnen? Waarom we elke dag ons in overvolle treinen van a naar b spoeden. In de file staan op wegen die allang niet snel meer zijn. We bezigheden hebben die soms zo ver af staan van hoe we ooit bedoeld waren. Waar we in crisissituaties toiletpapier en wiet inslaan.
Natuurlijk zie ik corona ook als een vijand. Verschrikkelijk voor een ieder die het treft. Maar zou het kunnen dat de aarde zijn zelfreinigend vermogen aan het opstarten is?
Economieën die knarsend tot stilstand komen leren ons misschien weer wat echt belangrijk is. Een maatschappij die, dwars tegen elke duurzaamheidsgedachte in, verwarmde terrassen aanlegt op kunstijsbanen is misschien wel gedoemd om ten onder te gaan.
Waar we stroom verspillen om elk jaar veertig miljoen kuikentjes te versnipperen om ons eitje te kunnen eten. Waar in een ziekenhuis bij opname gevraagd wordt of je in contact bent geweest met een (kalfs)vleesproductiebedrijf.
Het is alsof de dokter vraagt of je de laatste week nog aan een sinaasappel hebt gezeten.
Waar we winkeldeuren wijd open zetten, nou ja tot gisteren dan, en vervolgens met kachels een warmtegordijn creëren.
Waar we een samenleving zijn geworden waar we vaker onze mobieltjes dan onze geliefden aanraken, moet het licht misschien wel een keer uit gaan.
Enige probleem waar ik tegenaan loop als we naar Afrika vertrekken, is dat we onszelf opgesloten hebben achter prikkeldraadversperringen. Ooit bedoeld om kinderen en andere mensen tegen te houden die op de vlucht waren voor oorlog, armoe en honger.
Ze zouden wel gek zijn aan de andere kant als ze dat prikkeldraad opruimen. Straks besmetten we dat continent ook nog met onze vooruitgang.

vrijdag 13 maart 2020

Spook- of droombeeld

De wereld schokt en schommelt,
crisis-overleg, het land op slot
alle vliegtuigen aan de grond
buurtfeest gaat niet door.
De beurzen storten in
en angst waart rond
Whatsapp en ander spul
braakt zijn berichten
uit over wat over
is en uit.

Wij dwazen
lazen en keken 
niets van dit alles.
Verstild verlangen
huid en hand versmolt
nemen werd ontvangen
In tergende traagheid
en stomend tempo
was liefde meer
dan overvloed.

Een wereld op hol
komt knarsend
tot stilstand.
Waar angst nu staakt,
wordt aarde nieuw gemaakt. 








woensdag 26 februari 2020

Schone was buiten hangen


Schone was buiten hangen 

Weer dondert het van de kansel. En rolt het de gemeente door. Iets over social media . Dat we er voor op moeten passen. Vooral onze jongeren. Omdat het verwoestend is en we een schone schijn ophouden via deze kanalen. Er schijnt niets echt te zijn aan de manier waarop we ons hier aan elkaar presenteren. Meestal wordt dit dan gevolgd door het noemen van Facebook. In een enkel geval nog iets over Instagram.
Het vervelende is dat degene voor wie deze oproep bedoeld is, allang heeft afgehaakt. Als die wel aanwezig is, zit-ie met zijn of haar neus in het scherm.
Nee, zonder gekheid, wanneer leren we eens dat het weinig zin heeft om iets negatiefs te zeggen over een middel. Ooit werden vliegtuigen en treinen vervloekt, later de radio en de televisie. Het internet hebben we verwelkomd. Alleen de manier waarop we het gebruiken, daar oordelen we over, snoeihard.
Ik heb eens geturfd; op een gemiddelde post over een serieus onderwerp reageren toch altijd nog zo’n drie á vier mensen, die zelf ergens tegenaan lopen, via een persoonlijk berichtje.
Regelmatig sta ik met een collega-ambtsbroeder op een plek in onze kerk waar mensen na de dienst met vragen en of opmerkingen langs kunnen komen. Mooi initiatief, waar van tijd tot tijd gebruik van wordt gemaakt.
Toch kiezen velen er voor om een digitale route te zoeken voor contact.
Dat mensen zich op hun best laten zien? Met foto’s op insta van een perfecte vakantie? Ach, dat is niet nieuw. Ook vroeger stuurden mensen een kaartje met ‘Groeten uit Volendam’. Daar stond dan vaak een molen in een stralende zon op met een lachende dame die een ronde kaas in haar armen hield. Tulpen die alleen maar bloeiden. Die beelden deden niet helemaal recht aan de werkelijkheid. Niets nieuws onder de zon.
Steeds vaker zie ik op social media berichten voorbijkomen van mensen die zich in hun hart laten kijken. De wereld deelgenoot maken van hun worsteling. Of van hun verdriet. Soms gaat dat best ver.
Die aantallen vrienden dan op de diverse media? Is dat echt? Nee, natuurlijk niet. Iedereen die een poosje actief berichten, posts of tweets verstuurt, weet welke waarde vrienden en of volgers hebben.
Hier ook niets nieuws onder de zon. In vroeger tijden was burenhulp geweldig en uitgebreid. Maar ook daar vonden strenge sociale afrekeningen plaats. Ietsje buiten de boot en je mocht zelf zwemmen.
Ik zeg niet dat het beter is nu. Maar laten we niet doen of het allemaal zoveel slechter is. Het misbruik van de mogelijkheden via social media - ja, dat is er. Maar was dat er vroeger niet in het buurtcafé waar de mannen een borrel na werktijd namen? Of op de woensdagmorgenkoffie waar alle buurvrouwen bij elkaar kwamen? Of de varianten die er gelukkig nog steeds zijn?
Ik heb geen zeventienhonderd vrienden op Facebook. Ik mag wel zeventienhonderd keer een vriend zijn. Best mooi.




donderdag 20 februari 2020

Maria's misère of

Kan het kerstfeest blijven?
Een huis vol herders,
engelen op wolken
en wat wijzen 
op bezoek.

In ontspanning
een beetje aanbidding 
gezang niet van de lucht
en wat cadeaus uitpakken.

Opeens een boze koning
met moordlust bezet.
Vlucht naar duister land,
jaren ver van iedereen.

Dwars door dorre woestijn
Mozes' terugreis maken
met huilend Kind
trouwe man
en niets.

Misschien was het anders
werd hun asiel in Egypte
de mooiste huwelijksreis.

Misschien fluisterde Maria zacht
eind'lijk rust en geen gedoe
vragen van familie moe
dankjewel dat U me bracht.

Zo werd Maria's grootste angst
heerlijk verblijf in gastvrij oord
Met Jezus huil en Jozefs woord
duurde hun liefd het langst.





Gouwekerk




Jaar en dag haar stilletjes rechts laten liggen

Bewoog ik mij langs haar en links het water
Fietste ik nooit zacht onopgemerkt voorbij. 
door stille liefde werd de hemel op aarde later.

Dan in een stille nacht die lang niet heilig was
het moment dat vriend en ik haar binnengaan.
Ruime hal en van banken leeg immens gewelf
marmeren vloer waar losse elementen staan.

Hier ooit alleen de Bijbel, nu de kunst erbij
tentoongesteld met vaandellange doeken.
Vroeger de scheve schaats aan kaak gesteld
nu ook een tijdje hier de zopie koeken.

Inmiddels bestijgen wij de kleinste torentrap
aan het eind een kleine deur, net onder 't dak
Dan lopen we over een hele lange houten brug
Als je hier valt is 't niet alleen het been dat brak

Dan eind'lijk wij onder de grote toren aangekomen
daar nu losse ladders staan die ons doen stijgen
schoksgewijs en tree voor tree wij gaan omhoog
Tot wij op hoog bordes 't mooiste uitzicht krijgen.

Naar onderen de Goudse drev'- en stegen
waar donkere slagschaduwen de plaats bepalen
Sint Jan en fabriek van ander gouds product
hun silhouet steekt af, de stenen en de stalen.

Nu verder weg aan horizon en ander einde
de kerstboom in Lopiks radiogolvende velden
aan andere kant het Rotterdam, Den Haag
de tekening die hun verhaal vertelden.

Nooit meer ga ik haar argeloos voorbij
nimmer kijk ik gedachtenloos naar 't kruis
want deze avond met vriend en uitzicht
was heel even echt mijn heerlijk thuis.


Onbereikbaar dichtbij

Die ik het meest van allen ooit beminde
was niet de rood of zwart of blonde
of zij die volgde wat mij zinde
de lange, korte of de ronde.

Al ging mijn hart soms uit
naar zacht en eenzaam warm
als jager keer op keer mijn buit
van kermis thuis weer koud en arm

Mijn grootste liefde stom en dwaas genoeg
is nooit gezegd, hardop uitgesproken
Geen antwoord daar ik niet vroeg
zij is al lang in 't graf gedoken.

Hoeveel armen ik ook voelde
benen die mij rond en vurig vingen
hand die door mijn laatste haren kroelde
ogen die verdronken aan mijn lippen hingen

Gezicht dat op mijn schouders huilde
buik waar ik mijn hand op legde
al was ik degene die verruilde
groot gelijk in wat zij zegde.

Maar nee, die ik tot in mijn wortels min
is dood, gekist en onder zand gestopt
dan snap ik keus en heeft het zin
nu ik nog weg en alles klopt.







woensdag 19 februari 2020

Vesper

Op een grauwe februari-avond parkeer ik mijn fiets tegen zijkant van de Sint-Jan. Via de kosteringang ga ik naar binnen. Verwelkomd door een dame die ik het afgelopen jaar goed heb leren kennen. Zij is degene die een jaar met me optrok bij het schrijven van mijn roman. Veel van haar geleerd.
Verrast begroet ik ook haar man die een stapeltje liturgieën staat recht te leggen. We wisselen enkele woorden waarna ik een plekje in het koorgedeelte van de majestueuze kerk opzoek. 
Ik verlies me in de aanblik van de pilaren die in het donker, van onderaf belicht, oplopen tot de bovenste gewelven. Het spel van licht en donker in samenhang met de mortelkleuren van de vroege voorlopers van de latere ijzeren spanten blijft indrukwekkend.
Langzaam loopt het koorgedeelte vol. Dan komt de predikant binnen. Zijn simsongestalte gaat grotendeels schuil onder een zwarte toga. Hij past in dit immense gebouw. Als je hem op straat tegenkomt, veronderstel je eerder een bodybuilder dan een dominee. Zijn markante kop met de lange manen maakt de vergelijking met de strijder uit de Bijbel compleet.
Achter hem volgen de organist en nog twee dames en een heer. Eén van de dames is degene die mij bij binnenkomst verwelkomde. Bij allen valt me op hoe toegewijd ze zijn. Hun zang, ook die van de dominee, klinkt als ademen voor hen. Misschien is het dat ook wel bedenk ik.
De dienst, vesper genaamd, wordt gevuld met zang, gebed, stukje bijbellezen en stilte.
Ik kom om te luisteren en geniet met volle teugen. De tekst en de tonen brengen me in een heerlijke rust.
Stil verlaat ik na een uur de kerk.  


.