vrijdag 29 juni 2018

Nu is het weer aan


(op 27 juni gepubliceerd in het Nederlands Dagblad)
Het schooljaar is bijna ten einde.  Schoolreisjes naar alle windstreken, laatste lesstof behandelen en toetsweek volgen elkaar in rap tempo op. Heerlijk om te leven in het ritme van een school. Elk jaar kunnen we afsluiten en vervolgens na een lange vakantieperiode opnieuw beginnen.
Ergens heerst in ons gebouw ook een 'toe zijn aan vakantie'. Niet in het minst bij de leerlingen. In deze tijd van het jaar leg ik mijn leerlingen ook een lijstje met vragen voor. Vragen over hoe zij het afgelopen jaar ervaren hebben.Wat goed ging en wat beter kon. Met betrekking tot de school, de lessen van mij en hun eigen aandeel daarin.
Elk jaar sta ik verbaasd over hun scherpe manier van waarnemen. Ze vertellen wat goed en wat minder gaat. Het blijft school. Per definitie iets dat niet leuk is voor hen. Maar er valt ook te lezen dat ze het naar hun zin hebben. Leuke fietsgroepen en lol in de pauze. De meesten.
Dan de lessen. Altijd te veel, meestal te lang en vaak saai. Dat is hun bevinding. Ik denk dat ze hier een punt hebben. Zeker in drukke periodes is het voor ons als leerkracht een valkuil om op de automatische piloot te gaan. Als professionele docent lukt ons dat, maar de leerling voelt het. De ziel is er dan wel uit. 
Nee, we kunnen niet elke dag top presteren maar de leerling zeven keer per dag een uur een lokaal injagen is niet altijd heel vruchtbaar.
Over mijn eigen lessen krijg ik tops en tips. Ook na vijftien jaar onderwijs geven, kun je nog steeds van je leerling leren. Niet altijd toepasbaar. Ze willen graag meer verhalen en minder spelling en grammatica. 
Dan de vragen die gaan over mentoraat en zaken om de lessen heen.
De tevredenheid, vergevingsgezindheid en loyaliteit die uit de antwoorden naar voren komen raken me. Het leert me dit jaar drie lessen:
-Strek je uit naar je leerling, geef wat vertrouwen en hij of zij brengt een geweldige verbinding tot stand. Neem die halve minuut om te vragen hoe het gaat. Zorg dat je elke leerling echt even ziet. Is iets anders dan de klas rondkijken.
-Geef je fouten toe als docent en  zeg gewoon sorry als je het verknalt. Dan ontstaat er ruimte om opnieuw te beginnen. Je laat de leerling zien dat fouten maken mag, en nieuwe kansen gewoon verkrijgbaar zijn. Daarnaast ziet hij of zij dat je gewoon mens bent. Met je hebbelijkheden en onhebbelijkheden.
-Schaam je niet voor je zwaktes. Geef gewoon aan dat je sommige dingen lastig vindt. Dat is iets anders dan over je heen laten lopen. Zij kunnen zich niet identificeren met een volmaakt persoon.  Maar een keer zeggen dat ik wat chagrijnig bent en de reden erbij noemen is gegarandeerd een succes als ik ze vervolgens vraagt om rustig aan het werk te gaan en mij een kwartiertje met rust te laten.
Het meest treft me nog wel het blaadje van Harrold. Hij schrijft: 'Bedankt dat toen mijn verkering uit was ik bij u kwam. U zei dat ik best boos en verdrietig kon zijn. Dat ben ik toen geworden. Nu is het weer aan'
Deze leerling had verkering met een klasgenootje. Toen het uitraakte kwam hij bij me. Hij zie: " Ik weet niet of ik boos of verdrietig moet zijn." Ik gaf hem terug: "Misschien beide." 






dinsdag 19 juni 2018

Biggetje

Vandaag gaan we met de klas naar een zeugenhouderij. Dat is een varkensbedrijf waar biggen worden gefokt. 

Voordat u meent dat we naar een leuke boerderij gaan waar een aantal zeugen lekker rond baggeren in de modder, eventueel met een bronstige beer die ze af en toe bespringt, moet ik u uit de droom helpen.
Heb namelijk met de klas vooraf wat onderzoek gedaan.
De gemiddelde zeug mag twee jaar produceren. Zo heet dat. Zij wordt geïnsemineerd (ja, met een rietje) en moet dan zwanger worden. Na twee pogingen nog niet zwanger? Dan wordt ze geruimd. Dat betekent dat ze afgevoerd en geslacht wordt.  
Als ze zwanger wordt, streven we in Nederland naar een productiegetal van dertig. De zeug perst  dertig keer per jaar een biggetje uit de baarmoeder. Hiervoor is een worpindex van 2,5 nodig. De zeug moet dus om de vier en halve maand een stuk of twaalf, dertien biggen werpen. Dit betekent dat als het biggetje bij de zeug weg gaat, de zeug weer zo snel mogelijk geïnsemineerd moet worden. De dagen vanaf het moment dat de biggetjes bij de zeug worden weggehaald totdat ze weer opnieuw zwanger is noemen ze verliesdagen. Dan staat de fokmachine stil zogezegd.
Naast de zeugenhouderijen kennen we in Nederland ook de vleesvarkenshouderij. Hier komen de biggen terecht die voor consumptie vetgemest worden. Ze wegen vijfentwintig kilogram bij aankomst en gaan vijf maanden later met een gewicht van ruim honderd kilo richting de slager.

We zijn inmiddels aangekomen op de boerderij. Het heeft meer weg van een modern industrieterrein dan een landelijk sfeertje. We moeten eerst door een kantoorsluis annex doucheruimte. We schrijven allemaal onze naam in een logboek. Vervolgens krijgen we een overall en laarzen aan. Dan lopen we onder een soort neveldouche door een voetbad. Dit is allemaal bedoeld om de fabriek redelijk steriel te houden.
We komen in de stal. Een ruimte zonder ramen. Nu mogen we kiezen wat we gaan doen. Eén groep gaat helpen bij het castreren van de mannetjesbiggen. Door een snee in de balzak te maken wippen ze de beide balletjes eruit. Biggen zonder ballen produceren beter vlees.
Een andere groep gaat helpen bij het afsnijden van de staarten. Doordat de biggen dicht op elkaar leven, kauwen ze op elkaars uitsteeksels zoals oren en staarten. Waarom oren niet verwijderd worden, weet ik niet.
Elk jaar worden er in Nederland dertig miljoen biggen geboren. Vijf miljoen gaan er gelijk dood, bij de bevalling of ze worden doodgedrukt. Uitval noemen we dat. Van de overige 25 miljoen biggen eten we er zes miljoen op. De rest exporteren we.
Dit betekent dat we per huishouden per jaar zo’n zes biggen hebben. Waar er dan één van dood gaat. Een ander eten we op. De andere vier jagen we de grens over. Dood of levend.
Een varken kan vijftien tot twintig jaar oud worden. In Nederland halen ze in de meeste gevallen het eerste half jaar niet.
Eén van mijn leerlingen, degene die gisteren het best oplette bij de voorbereiding, komt met een dood biggetje aangelopen. Net geboren en doodgedrukt zo te zien. 'Kijk meneer, dit is de gelukkigste.' Op mijn ietwat verbaasde blik antwoordt hij: ‘Ja, ze blijven nu van zijn ballen af, niemand bijt in zijn staart of oor en hij hoeft geen half jaar te lijden voordat hij in een slachthuis eindigt.' Tja, zo kun je het ook zien.
We besluiten te gaan. Genoeg gezien. We moeten nog eten. Ik zeg dat we in plaats van de geplande barbecue,  vegan pannenkoeken gaan bakken. Dit keer is er niemand die boe roept. Of knor. 

maandag 18 juni 2018

Noothoven van Goorstraat

(geschreven voor en gepubliceerd in indebuurt.nl/gouda)
Als je in Gouda vanuit de omgeving van het station richting Oosterwei of Goverwelle wil, heb je de keuze tussen wat verschillende routes. Of via de singels, dan loop of rijd je in een halve cirkel tussen centrum en Kadebuurt. Of je gaat via de Noothoven van Goorstraat. Deze loopt parallel aan het spoor.  Aan de zuidzijde. Bij beide keuzes moet je uiteindelijk een slinger maken om ergens de Karnemelksloot over te steken.
De Noothoven van Goorstraat begint vanaf het Stationsplein. Loopt gelijk omhoog om over de spoortunnel heen te komen. En dan vervolgt de straat zijn weg in een rechte lijn. Kaarsrecht. Tot je niet verder kunt omdat de Karnemelksloot je pad kruist. Op de plek waar deze overgaat in de Burgvliet.
Ondertussen ben je wel een en ander gepasseerd, allemaal aan de rechterkant. Links kijk je tegen de spoordijk waar de trein overheen dendert. Van Gouda richting Utrecht.
De dijk waar een geluidsmuur van een paar meter op staat. Die nog meters hoger gaat worden volgens Marjan en Peter, die ik in de straat ontmoet. Ze zijn net terug van een tripje Oostenrijk en Duitsland en staan nu hun caravan te wassen. De caravan waar gisteren geen plaats voor was, daar zij op het enige stukje straat wonen waar je geen parkeergeld hoeft te betalen.
Leuke mensen die me in een paar minuten zo wat bijpraten. Over die geluidswal die van hen niet hoger hoeft. Over de boompjes die de buurt plantte op de spoordijk. En die vervolgens door een gemeentelijke grasmaaier gekortwiekt werden. Met als gevolg dat er nu geen boompjes meer zijn.
We hebben het ook nog even over de herkomst van de naam van de straat. We blijven steken bij de keuze tussen een burgemeester en een drukker. Dat laatste is wel waar ik denk dat de naam vanaf komt. Uitgeverij van Goor en Zonen. De broer en een zoon van deze uitgever voegden de naam Noothoven toe. Deze naam was afkomstig van de moeder van de uitgever.  De uitgeverij kende een bloeitijd en onderscheidde zich door educatieve drukwerken en jeugdliteratuur uit te geven.
Terug naar de straat zelf. Halverwege zit een trapveldje.  Waarschijnlijk is het erg handig dat er een huizenhoog hek omhoog zit. Het zal best wat gesneuvelde ruiten schelen. Maar mooi is het niet.  Toen ik er ooit voor het eerst langs kwam renden dacht ik dat het een luchtplaats voor gedetineerden was.
Het grappigst vind ik de bordjes met 'gas terug'.  Waarschijnlijk is het bloedserieus bedoeld. Kan me voorstellen dat men op zo'n rechte straat de snelheid terug wil dringen. Of dan een een heel vriendelijk baby-blauw gekleurd bordje waarop een pijl staat van 120 km/h naar 30 km/h helpend is?
Zelfs met de fiets moest ik afstappen om dit te kunnen zien.
De straat wordt een paar keer doorsneden door een soort van oversteekplaatsen voor mensen die vanuit Gouda Noord via een spoortunnel naar de stad kunnen.
Naast de mooie naam is het ook gewoon een hele mooi straat.




zaterdag 16 juni 2018

Dichte doosjes

Deze week heb ik een kerkenraadsvergadering.  Dit  keer moet ik naar een kerkgebouw aan de rand van de stad. Hiervoor moet ik door een wijk die wat problemen gaf in het verleden. Ooit rukte de brandweer alleen uit naar deze wijk als er politie meeging. Een streekvervoerder hief een buslijn op in verband met escalerend geweld tegen hun chauffeurs.
De laatste jaren gaat het beter. Maar het blijft een snel ontvlambaar wijkje. Halverwege de wijk zie ik twee fietsers voor me. Ik herken ze als een dominee en een ouderling.  Terwijl ik wat harder trap, zie ik wat vreemds. Er staat een auto schuin op de straat. Hij blokkeert de fietsstrook. Ik zie dat  rook uit de omhoogstaande motorkap wolkt. Iemand ligt half onder de auto. Alleen de benen en een paar voeten zijn te zien.
Inmiddels zie ik mijn collega's, de dominee en de ouderling, snel doorrijden. Gelijk hebben ze, de vergadering begint over een paar minuten. En deze bijeenkomst is belangrijk. Gaat over missionair bezig zijn in de stad en hoe we ons uit kunnen strekken naar de ander.
Zelf aarzel ik ook niet. Als diaken heb ik wat geld bij me dat ik vanavond nog aan een andere diaken moet overhandigen. Is bedoeld voor een gezin dat met armoede te kampen heeft. Ze hebben de laatste tijd pech gehad, iets met een auto-ongeluk en zo.  
Stel dat dit ongeluk hier in scene gezet is om mij te beroven, bedenk ik me. Ik fiets met een grote boog om de auto heen.
Met dit verhaal deed ik deze week een dagopening voor een honderd leerlingen. Leerlingen die zich gaan inzetten voor een plaatselijk goed doel. Om het verhaal van de barmhartige Samaritaan aanschouwelijk te maken, gebruikte ik deze vergelijking. Ik rondde af met een allochtoon die achter me aan kwam en zich over het slachtoffer ontfermde.
Het verhaal komt deze week een paar keer terug.
In de organiserende, de redelijke en de rauwe vorm. 
De organiserende is het makkelijkst. We plaatsen gevaarsborden.  Een commissie wordt in het leven geroepen om soortgelijke ongelukken te voorkomen. Een andere commissie die mensen opleidt om hulp te bieden. We zoeken uit welke kleur piloontjes we de volgende keer om zo’n incident neer zetten. Wie de hesjes gaat regelen als er weer een auto overdwars op de weg staat.
Dan de redelijke. Komt er op neer dat we iedereen een beetje gelijk moeten geven.  Het slachtoffer, de voorbijgaande fietsers en de wijk. Polderen heet dat. Voor de economie schijnt het te werken. Voor minderheden is het funest. En van water in de wijn word je niet altijd vrolijk.
De rauwe komt ook langs. Pijnlijk. De rauwe zegt: 'Er heeft nooit iemand aan de kant van de weg gelegen.' En als er al iemand lag, was het zijn eigen schuld. Dus maak er alsjeblieft geen theater van. Doe de doos dicht. Het wrak is weggetakeld en het slachtoffer opgelapt. En de buurt is bekomen van de klap. Laten we alsjeblieft verder vergaderen.





zaterdag 9 juni 2018

Theater maken

'Waarom zou je het willen?',  vraagt een goede vriendin vanmorgen. Ik had haar posters laten zien. Proefposters waar ik met mijn grote hoofd opsta en die het theaterstuk aankondigen. 
Het theater waar we nu ongeveer op de helft zijn, voor wat de voorbereiding betreft. De meeste woensdagavonden oefenen, schrijven en spelen. De première is in  november volgens de planning.  Een belangrijke datum, omdat het dan precies tien jaar geleden is dat ik het voor het laatst verloor van mijn verslaving.
'Waarom niet?', geef ik terug.
'Tja, ik denk dat je dat leven nu toch wel langzamerhand achter je gelaten heb, dat je in een nieuw leven staat. Ze noemt een mooie tekst uit de Bijbel: 'Zie, Ik maak alle dingen nieuw' en vervolgt: 'Moet je dan zo nodig achterom kijken?'
Het raakt mij dat het voor haar dus echt iets van vroeger was. Zij ziet mij dus  zoals ik nu ben. Dat voelt goed.
Wat ik tegen haar zeg, is iets over geloven in een vrij leven, dat we los kunnen komen van dingen die ons in de greep hebben. Dat het echt kan lukken, hoe diep je ook zit, dat er een weg terug is. Of omhoog zo je wilt. En ja in mijn geval heeft dat zeker met geloof te maken. 
Maar er is meer.
Steeds meer zie ik dat we allemaal onze behoeftes en verlangens hebben.  Meestal controleerbaar, soms ook ongrijpbaar. De wereld is niet helemaal volmaakt. Soms helemaal niet. 
Puinhopen ver weg en soms dichtbij. Allemaal hebben we er linksom of rechtsom mee te maken. Vervolgens is de stap naar iets wat verdoofd of tijdelijk even wat uitschakelt niet zo ver. Gelukkig hebben de meeste mensen er geen destructieve manier voor nodig. De herkenning van iets dat ons beheerst in plaats van andersom, kan verrijkend zijn. Daarnaast het zien dat mensen meer zijn dan hun obsessie.
Wat dat nieuwe leven betreft, ja dat is er zeker. Geniet ik met volle teugen van. Elke dag opnieuw. Het oude dan maar vergeten? Los van het feit dat sommige dingen te groot of teveel geweest zijn om te vergeten, lukt het jammer genoeg op de manier waarop wij samen maatschappij zijn, niet echt om maar te vergeten. Er zijn altijd mensen of instanties die ons herinneren aan onze gebreken.  

Op de vraag "Zou je het niet eens achter je laten?' Is maar één antwoord mogelijk: 'Hoe graag ik dat ook zou willen, het komt altijd terug, linksom of rechtsom.'
Nee, ik vraag geen medelijden. Wel weet ik inmiddels dat er maar één ding erger is dan aan je verleden herinnerd worden. Het ontkennen ervan.  

dinsdag 5 juni 2018

Goejanverwelledijk

Goejanverwelle (gepubliceerd in en geschreven voor indebuurtgouda.nl)

Daar waar de Steinsedijk stopt, begint de Goejanverwelledijk. Deze dijk (aan de noordkant van de Hollandse IJssel) is de oude weg van Hekendorp, dat ooit Goejanverwelle heette. 
Waarschijnlijk is de naam afkomstig van een landeigenaar die er ergens in de 15e eeuw woonde. Hij heette Goe Jan Verwellen. Zo simpel kan het dus zijn.

Die plek bestond uit een buurtschap en een sluis. De laaste bekend als de plaats waar Wilhemina van Pruisen, de vrouw van Willem de Vijfde, een tijdje gegijzeld werd door patriotten. Ten gevolge van deze actie, uitgevoerd door een Gouds Vrijkorps, vielen er vijfentwintigduizend Pruisische soldaten Holland binnen. Hierdoor werd uiteindelijk ons koninsghuis gered en kregen we de eerste echte Koning van Oranje.

Goverwelle
Een paar honderd jaar later bouwt Gouda een complete nieuwe wijk. Deze wijk krijgt de naam Goverwelle, een afleiding van Goejanverwelle. Niet zo vreemd, daar de Goejanverwelledijk de zuidelijke begrenzing van de wijk vormt.

IJsselhof
Een tijdje terug schreef ik onderstaand verhaal dat zich voor een jaar of wat geleden afspeelde aan de stadkant van de Goejanverwelledijk. Op de begraafplaats. Die gelukkig weer gewoon IJsselhof heet. Alleen Google noemt het nog naar de verzekering die blijkbaar eigenaar kan zijn van grond waar jij en ik onze dierbaren in begraven.  

De overledene is er al. Ze ligt in een kist die op een draagbaar met grote wielen staat. De begrafenisondernemer naast me blijft op zijn horloge kijken en hardop mompelen dat ie niet begrijpt waar zijn dragers blijven.
Samen vormen we een ietwat raar gezelschap. Een diaken, een doodbidder en een dominee. En de dode. Deze druiligere dinsdag had niet veel triester kunnen zijn. De mevrouw die we gaan begraven is bijna negentig geworden. Haar man is al tien jaar dood. Ze hadden geen kinderen. De meeste verwanten en vrienden zijn blijkbaar ook niet meer in leven. Of niet mobiel genoeg om hier te komen. Of, bedenk ik me nu, gewoon te zeker dat ze binnenkort toch deze kant op gaan.


Rugby
Een heel stukje verderop maakte ik ooit wat vrolijkers mee. Daar waar de rugby-, en tennisvelden zich bevinden. Heel officieel is het zelfs een zijweggetje met de naam Uiterwaardseweg, maar het ligt wel onderaan de Goejanverwelledijk. Je vindt er ook een mooi buiten-volleyballveldje. Dat was de plek waar het gebeurde. Ik deed mee aan een vriendschappelijk volleyballtoernooi. Bedoeling was dat we ons lieten sponsoren en de binnengekomen gelden gingen ergens naar een goed doel. Er heerste een ontspannen sfeer. Het mooie zomerse weer hielp ook. Naast de spelers waren er nogal wat vrienden en bekenden. Er was eten, drinken en gezelligheid. Op het veld naast ons waren de rugbyspelen afgelopen en de jonge heren en  wat oudere stonden aan een soort buitenbar. Met een barbecue. Ze vierden een overwinning of een seizoensafsluiting. Dat weet ik niet meer.
Wat ik wel weet is dat ergens halverwege de avond er een gejoel op ging aan hun kant, en het aan onze kant erg stil werd.  Er kwam een compleet rugby-team het veld op gehold. Naakt. Helemaal. Ze holden een rondje. Niet zomaar een rondje, een beetje midden op het veld. Nee, een complete ronde langs het gehele sportveld. Alle jongeheren achter elkaar. Blijkbaar vonden ze ons iets te tam. Iets met vriendelijke volley, goede doelen en gezinnetjes. 
We konden er wel om lachen. Aan het eind van de avond bleek dat ze ons ook nog eens gesponsord hadden voor een leuk bedrag!  Rare jongens die rugbyers.