vrijdag 21 juli 2017

Mijn droomjaar


Elke morgen mijn mentorklas ontvangen.  Een stuk of twintig leerlingen van een jaar of veertien, vijftien. Ze volgen het VMBO-onderwijs op basisniveau. Jongens en meiden met veel talenten, alleen wat minder op het cognitieve vlak.
Dat wil niet zeggen dat het alleen maar doeners zijn. Nee, er zitten meer ‘d’tjes’  in: dromers, denkers, doorzetters en durvers.  Het verschil zit ‘m  in de volgorde. Eerst doen en dan denken. Of net zolang blijven dromen tot de tijd van doen voorbij is. En durven waar anderen nog aan het denken zijn.  Wanneer ze in een eerder stadium tegen grenzen aanlopen, worden zij als het goed is, uitgedaagd om door te zetten.
Dit laatste element,  het doorzetten, hier gaat mijn droomjaar over. Leren is zoveel meer dan feitenkennis verzamelen. School zou zoveel meer kunnen zijn dan pasklare stof tot je nemen. We leven  in een tijd waarin alles op te zoeken valt, waarin gedebiteerde waarheden vrij snel gecontroleerd kunnen worden maar ook ontbrekende kennis vrij snel aangevuld. In plaats daarvan zouden we veel meer kunnen inzetten op de zoektocht. De zoektocht naar hoe we leren, wat daar de juiste middelen voor zijn en wat ons uiteindelijke doel is.
Willen we echt alleen maar zichtbare resultaten op het vlak van meetbare kennisvermeerdering? Of zijn we ook nog op zoek naar een soort van ‘heilige graal’. Willen we streven naar idealen die misschien niet bereikbaar zijn,  maar waarbij de zoektocht alleen al een grandioze ervaring is. Die ons helpt om te leven.
Nu de invulling van mijn droomjaar:  Mijn klas, die elke morgen mijn lokaal binnenwandelt.  In rust de dag beginnen. Bij ons op school betekent dit een religieus meditatief moment ,  waarin we zingen, bidden en uit de Bijbel lezen. Gewoon omdat dit is waar wij als school voor staan. Kinderen zijn dit ook van huis uit gewend.  Aan mij de taak om de, niet altijd naar vroomheid strevende, leerling uit te dagen en te inspireren vanuit onze beginselen.  Daarbij tijd nemen om ruimte te geven aan persoonlijke verhalen. Kostbaar moment. Vragen misschien wel belangrijker dan antwoorden.
Hierna gaan we een uurtje iets doen met de Nederlandse taal.  Nadruk ligt op communiceren en presenteren.  Hier het evenwicht zoeken tussen wat goed is voor dit type leerling en wat nodig is voor de ontwikkeling en toekomst van hen.
Na dit uur, inmiddels is het tien uur, gaan we naar buiten. Op maandag maken we een wandeling, dinsdag gaan we hardlopen, ’s woensdags een teamsport,  op donderdag snelwandelen en als laatste  vrijdags nog een keer hardlopen.  Uiteindelijk sporten we een veertig minuten, de rest gaat op aan omkleden en douchen.
Tegen elf uur zijn we dan weer in het lokaal waar de helft van de klas pauzeert (in het lokaal) en de andere helft de lunch gaat voorbereiden. Die voorbereiding duurt een half uurtje zodat we om half twaalf kunnen lunchen. Voor de lunch nemen we uitgebreid de tijd.  Nadruk ligt hierbij op gezonde voeding. Alles gebeurt volgens een vast schema. We hebben een rooster waarin lang van te voren inzichtelijk is wie verantwoordelijk is voor wat. En het maakt niet uit of je nu afwasser, inkoper, menuschrijver of tafeldekker bent. Door het jaar heen krijgt iedereen uiteindelijk elke taak meerdere keren. We zijn tenslotte wel een school. Oh ja, by the way, alles rondom en tijdens de lunch vindt in het Engels plaats. Hiervoor is een docent Engels ingevlogen die dit begeleidt.
Na de lunch is het tijd voor wiskunde. Hierbij ligt de nadruk op toepasbare kennisverwerving en inzicht krijgen in logische denkpatronen. Nu wordt een wiskundedocent ingevlogen. Ondertussen is het half twee. Tijd voor een half uur pauze. Leerlingen mogen naar de aula of naar buiten. Ze zijn verplicht om het lokaal te verlaten.
Om twee uur starten we met Burgerschap. Hierbij hebben we dagelijks een ander onderdeel dat elke week terugkomt. Zo hebben we maandag een geschiedenisdocent die anderhalf uur vanuit de geschiedenis lijnen naar het heden en de toekomst probeert te trekken. Op dinsdag mag ik als mentor de invulling geven. De nadruk ligt dan op levensbeschouwing. Op woensdag hebben we altijd een extern iemand. Die aan de hand van een film, een presentatie of een verhaal ons bij komt praten over de wereld buiten. Op donderdag trekken we er op uit. We gaan kijken bij een afvalverwerkingsbedrijf, een aannemer of een verzorgingshuis. Vrijdags zijn we op school bezig met onze  toekomst. We verwerken dan alles van de afgelopen week. Ook evalueren we onze leerdoelen van de voorbije week. Die van ons als klas als ook die van iedereen individueel. De zogenaamde tips en tops bespreken.

Het volkslied zingen is onze afsluiting. Het liefst bij de vlag op het schoolplein. Daarna wensen we elkaar een goed weekend en gaan  naar huis. Naar onze gezinnen, (bij)baantjes en hobby’s.  Toepassen wat we geleerd hebben. 



donderdag 20 juli 2017

Gedachteloos


 
Een afdeling met mensen die het niet meer weten.
Zwijgend, mompelend, pratend of roepend.
Zittend, liggend en rollend.
En elke keer bedenk ik me:
Dat denken in deze fase,
heel erg bedenkelijk zou zijn.

vrijdag 7 juli 2017

Ik moet mama nog ajuus zeggen

Ik heb een fantastische baan! Dat is niet alleen omdat ik nu aan de vooravond sta van zes weken vakantie. 
Ook niet omdat ik net een heerlijke lunch achter de kiezen heb met een stuk of zes, zeven geweldige mensen. Die in de loop der jaren meer geworden zijn dan alleen maar collega's.
Maar grotendeels is de inhoud van mijn werk bepalend. Men geeft mij namelijk het kostbaarste wat we hebben. De jeugd.  
De ouderdom kan mooi zijn. Sierlijk soms. Maar ook pijnlijk en hard en eenzaam.
De middelbare leeftijd heeft zijn charmes. Zelfs de crises die erbij horen. Wel slaat ook hier de weerbarstigheid van het leven soms hard toe. 
Maar de jeugd. De dromen, de verwachtingen, het niet neer willen leggen bij onrecht. Het vallen en weer opstaan. Natuurlijk weet ik dat soms op jonge leeftijd dingen onherstelbaar stuk gaan. Maar dat is vandaag even niet mijn punt. 
Afgelopen jaar kreeg ik meer dan 25.000 keer (ik schreef al eens over dit aantal) een stukje jeugd in mijn lokaal. De gezichten die je op die leeftijd vaak nog redelijk kunt lezen.
Bas die met een vrolijk 'dag meneer' begroet. Gewoon omdat hij altijd vrolijk is. Stefan die wat bedrukt kijkt, waarschijnlijk weer eens zijn huiswerk niet gemaakt. Jolien die blij naar binnen huppelt en mij in 't voorbijgaan nog een keer vertelt dat ze er volgende week een dag niet is omdat ze een bruiloft heeft. Anita die gelijk na binnenkomst weer naar het toilet wil. Waarschijnlijk om haar mobiel te checken.
Jan Willem die een beetje mokkend groet, nog niet helemaal eens met de nieuwe klassenplattegrond, waarbij hij naast Gerrianne moet zitten. Diezelfde Gerrianne die even later al giechelend met Coby, haar hartsvriendin, binnenkomt. 
Martha die zoals gewoonlijk eigenlijk te laat is maar nu met een sprintje het redt om binnen te zijn voor ik de deur dichtdoe. Nog snel even triomfantelijk goedemorgen roept en gaat zitten.
Ariënne die me vaak even nadenkend aankijkt aan het begin van de les. Het is alsof ze telkens wil polsen hoe de vlag erbij hangt.
Zo zou ik door kunnen gaan. Als ik op het afgelopen jaar terugkijk, zie ik nogal wat langs komen in mijn klassen. Veel wat blij maakte. Ook andere zaken die verdrietig maakten of zorgen gaven.  
Contacten met ouders:nodig en zinvol. Helpend ook om gedrag van kinderen te herkennen. Wel eens boos geweest over de manier hoe sommige ouders invulling geven aan opvoeding. En mij machteloos gevoeld bij het zien van het onvermogen op dat gebied.

Jaren geleden had ik een mentorleerling waar het thuis niet goed ging. Ik noem hem hier even Martijn. Via de voorlopers van Veilig Thuis en andere instanties kwam één en ander aan het rollen.  Gesprekken volgden. Met ouders en met Martijn. Totdat het echt niet meer ging. 
’s Morgens was er een uitspraak van de rechter tot uithuisplaatsing.
 ’s Middags haalde ik Martijn uit de klas. Ik ging met hem naar een kamertje in de school. Hij vroeg niets. En ik zei niets. Afspraak was dat er pas in dat kamertje uitleg zou gegeven worden. Daar zaten een maatschappelijk werker en een gezinsvoogd. In de hoek van de kamer stonden enkele volle weekendtassen.
Martijn werd verteld dat hij door de twee dames naar een ander huis gebracht zou worden. Waar hij vanaf nu zou wonen.
Martijn keek mij aan en zei: ‘Dan moet ik naar huis om spullen te halen.’
De gezinsvoogd wees naar de tassen en vertelde hem dat zij dit al gedaan had.
Nog hoor ik Martijn zeggen: ’Maar ik moet mama nog ajuus zeggen’.
Op dit soort momenten snap ik nog steeds niet dat je pas in een auto mag rijden na een theorie en praktijkexamen en dat het enige criterium voor kinderen op de wereld zetten de leeftijd is.
Meer dan tien jaar geleden inmiddels. Van tijd tot tijd deze situatie overdacht. Ook wel mijn twijfels over de procedure. Mijn eigen aandeel hierin.
Tot ik een paar weken terug de gezinsvoogd ontmoette. Door een bijzondere samenloop van omstandigheden troffen we elkaar.
En uiteindelijk hebben we op een terrasje alles nog eens doorgesproken.  Natuurlijk wist zij ook niet alles meer, maar ze kon m’n twijfels wel wegnemen. Ik was er blij om.

Nu aan het eind van een schooljaar alles overziend, durf ik te zeggen: Het was goed. De mooie en de moeilijke momenten.
En geloof me: Mijn collega’s en ik hebben die zes weken hard nodig om even afstand te nemen om straks weer klaar te zijn om ons kostbaar kroost te koesteren.