maandag 30 november 2020

Meesterzet

'Dan bent u mijn oude mentor!', roept hij verbaasd dwars door de kerk. '
'Dat zou zo maar kunnen, hoe heet je?', vraag ik hem.
Op deze natte novemberavond ben ik jakkerend hier naar toe gekomen. Om dienst te doen bij Open Kerk.
Alle avonden zijn we open. Regelmatig hebben we op de achtergrond, en soms wat meer op de voorgrond, het geluid dat voortgebracht wordt op ons impossante kerkorgel. Niet alleen door onze eigen kerkorganist, maar dit orgel trekt liefhebbers van heinde en ver. Deze mensen kunnen blijkbaar van te voren een afspraak maken en mogen dan een paar uur dit orgel naar hun pijpen laten blazen.
Zo ook vanavond. Er staat een tweetal twintigers te wachten tot ze aan de beurt zijn. Eenmaal met hen in gesprek blijkt dat ze van de andere kant van het land komen, uit een plaats waar ik ooit les gaf op een middelbare school. 
Het was de school die ik verruilde voor een kliniek. Dat ging nogal plotseling. Ik kwam de ene dag met mijn verslaving naar buiten en de volgende dag kreeg ik een doosje met spullen uit mijn lokaal thuisbezorgd. 
Latere pogingen om nog eens contact te hebben mislukten. Er was denk ik ook gewoon te veel gebeurd. 
Nu reis ik voor mijn werk veel en van tijd tot tijd kom ik langs deze school. Ergens raakt het altijd wel iets.
Ontmoetingen met mensen van toen ga ik soms een beetje uit de weg en andersom gebeurt ook. Niet eens zozeer uit een kwaadwillendheid maar meer omdat we de woorden niet kunnen vinden om de brug te slaan.
En nu ineens staat er iemand van dat laatste jaar voor me. Een mentorleerling nog wel. Ik herinner me hem. 
We wisselen een paar woorden. De jongen van toen is een volwassen man geworden. Hij vertelt me dat hij het meest genoot van de schaakclub die ik daar in leven geroepen had. Elke dinsdagmiddag met een clubje vmbo'rs aan het schaken. Vol trots vertelt hij hoe hij nog steeds 'niet vaak maar zo van tijd tot tijd' een potje schaak met zijn vader speelt.
Dan zwijgt ie even, kijkt me aan en zegt: 'Maar hoe is het met u? Bent u er weer bovenop gekomen?'
Wat volgt is niet belangrijk. De ontwapende vraag en de manier waarop hij deze stelt, brengt me terug in het lokaal boven in een oude dependance die we Spoorzicht noemden. Waar leerlingen zaten die vooral goed waren in doen. Die in de beleving van menig volwassen niet zo goed konden leren. Vanavond krijg ik voor de zoveelste maal het bewijs dat juist deze leerlingen hun meester makkelijk inhalen.

 

zondag 29 november 2020

Open Wonder

 'Mag ik de dominee spreken?', dat was de vraag van een bezoeker aan een vrijwilliger van Open Kerk een tijdje geleden.

'Euh, die is er niet, ik kan wel een diaken voor u halen. Die zit hier vanavond met zijn buurtbijbelkring.' Zo gezegd zo gedaan. Even later zijn bezoeker, vrijwilliger en diaken in gesprek. De laatste geeft aan dat er een paar dagen later wel een dominee is en dat een gesrpekje dan zeker mogelijk is.
Inmiddels heeft de bezoeker, ik noem hem even Cees, al heet hij in werkelheid anders, gedeeld dat hij in een beginnende winterdepressie zit. Daarnaast zijn er nog wat zaken die niet zo geweldig lopen.
De diaken stelt voor om hier, samen met de vrijwilliger van Open Kerk, voor te bidden.
Cees vindt dit fijn, zolang de afspraak met de dominee ook door kan gaan. Dat is dan weer het mooie van de kerk. De ene specialist staat nooit de andere in de weg. Je hoeft ook niet te kiezen tussen één van hen; het kan gewoon beide.

Het drietal zoekt een rustige plek om te bidden. Als ze die gevonden hebben vraagt de vrijwilliger of Cees ook porfessionele hulp heeft. Mooi om in een pastoraal of diaconaal gesprek, aan te geven dat wij geen professionele hulpverleners zijn. Dat daar anderen mensen voor zijn. In de kerk brengen we mensen en zaken bij God. 
Cees vertelde dat hij al een tijdje op de wachtlijst stond voor hulp. Dat het niet erg opschoot en hij wel erg graag een hulpverlener zou willen spreken van de organisatie waarbij hij op de wachtlijst stond.
Vervolgens hebben de vrijwilliger en de diaken een gebed gedaan. Cees bij onze lieve Heer gebracht. Zijn zorgen en moeiten, inclusief stroperige wachtlijst, werden verwoord in een kort gebed. 
Na het amen bleef het even stil. Drie mensen ervoeren een open hemel.
Cees vertrok, de vrijwilligger ging weer bij haar duo bij de deur zitten. De diaken vertrok naar zijn Bijbelkring waar hij kort aangaf wat er gebeurd was en gebed vroeg voor Cees (die hem hiervoor toestemming had gegeven).

Een paar dagen later was Cees er weer. Onze dominee ook. Samen hadden ze een goed gesprek en werd er weer gebeden.

Toen moest de Open Kerk even dicht. Gelukkig bleef de hemel open. Want zodra de kerk weer open was kwam Cees ook weer.  Om te vertellen dat hij inmiddels twee gesprekken met hulpverleners gehad heeft. 
Weer hebben we met Cees gesproken. En gebeden. Zijn problemen zijn niet weg, ook contact met hulpverleners kan soms weer andere vragen oproepen. Maar er wordt naar hem omgezien.

Imiddels is Cees een regelmatige en graag geziene gast bij Open Kerk. Elke keer als ik hem zie, leer ik de volgende les: 
God vraagt alleen maar of ik de mens wil zien.  Zoals die is. Ik hoef niet te genezen, te redden of te bekeren. Alleen maar een beetje proberen te kijken zoals Jezus deed. Iets met ontferming. Dan kan liefde niet uitblijven. En liefde heeft altijd het laatste woord.

(Cees, die in werkelijkheid anders heet, heeft toestemming gegeven voor het publiceren van dit verhaal.)

zaterdag 28 november 2020

Menswaardig

Halverwege mijn hardlooproute stop ik om mijn veters opnieuw te strikken. Deze zitten wat los en vormen voor mij van tijd tot tijd een welkome aanleiding voor een korte pauze.
Deze keer neem ik echt de tijd; het weer is mooi, als ik rechts kijk zie ik de plas waar ik net om heen gehold ben. Linksaf ligt het pad dat mij zo weer de stad in zal brengen. Wel vaker aarzel ik hier; soms kan me op dit punt het gevoel bekruipen om rondjes om de plas te blijven lopen. 
Gelukkig zeggen mijn spieren en mijn longen meestal wel dat het tijd is om naar huis te gaan.
Terwijl ik de laatste veters aantrek, word ik ingehaald door een stel dat ik een paar minuten geleden passeerde. De heer schat ik midden vijftig, hij heeft zichzelf verstopt in een lange ruwe winterjas en draagt een zwierige hoed op een markante grijze kop. 
De dame is een stuk jonger, ik schat haar tussen de dertig en de vijfendertig, ze gaat gekleed in een lange donkerrode mantel met zwarte laarzen eronder. Om haar schouders draagt ze een veelkleurige omslagdoek. Haar kortgeknipte zwarte haar glanst licht in de waterige novemberzon 
Ze lopen, net als toen ik ze voorbijging, een halve meter uit elkaar. 
'We kunnen hier wel linksaf', hoor ik de man zeggen.
Hij zoekt al een beetje de linkerkant van de weg.
De dame doet een stap zijn kant uit en pakt hem bij zijn bovenarm.
'Sorry, maar dat lijkt me geen goed idee. Je komt dan langs de speeltuin.'
Aan de lichamen te zien wil de één nog steeds linksaf en de ander rechtdoor. Ik versta de woorden die ze uitwisselen niet meer. Na een paar meter zie ik de schouders in de winterjas omlaag gaan en loopt het stel rechtdoor.
Ik sta op en loop verder. Ik sla linksaf het pad op dat nog even tussen wat rietkragen doorloopt om verderop, inderdaad na een speeltuin, mij de stad in te loodsen.
Ik denk na over wat ik net gezien en gehoord heb. Is dit een vader die door zijn
dochter beschermd wordt om niet langs spelende kinderen te hoeven? Herinnering aan een verloren kind? Dat kan pijn doen. Ooit ben ik opgehouden om het ene verlies zwaarder te duiden dan het andere, maar een kind overleven blijft overleven. 
Of is hier iemand met zijn begeleider op pad? Aan het oefenen om ver uit de buurt te blijven van alles wat een ongezonde aantrekkingskracht op hem kan uitoefenen.  
De laatste veronderstelling voelt wel als de meest waarschijnlijke.
Ik dacht nog even na over de reactie van de dame. Ze begon met 'sorry'.  Niet van 'Tja wat had je zelf gedacht' of 'Ja dat zou je wel willen hé?!' Nee gewoon een zacht en welgemeend sorry.

Zoals de ouden zongen

Onlangs kwam ik terug van de kerk. Een kerk die we met veel moeite open gekregen hebben. De langste kerk van ons land waar we duizenden mensen kunnen bergen. Waar we nu met veel hangen en wurgen elke zondag dertig mensen ontvangen. Die we dan op anderhalve meter zetten en waarbij er nog een stuk of honderd banken leeg blijven. Waarbij we in een andere verre hoek een koortje van vier zangers hebben die bij een kistorgelprachtig zingen.
Het aanvangslied begon met 'ik zal eeuwig zingen', nou niet dus; voorlopig houden we allemaal onze mond dicht.
Maar het was hoe dan ook een mooie dienst waarbij het ging over het laatste visioen van Johannes, de apostel die ook in een soort van lockdown of quarantaine zat. Waarbij het gaat over een nieuwe hemel en nieuwe aarde. En de dood en de lijdens-zee die niet meer zijn. Daarnaast dat alle tranen afgewist worden. De dominee merkte op dat je tranen alleen kunt afwissen als je echt dichtbij durft te komen. Dat raakte me. 
Maar nu was ik onderweg naar huis en fietste in een miezerige regen over natte klinkers door een stad die gesloten was. Nou ja bijna. De speelhal, het casino was in vol bedrijf. Deuren stonden wagenwijd open en een gedempt licht straalde van binnen naar buiten.
Het zag er best aantrekkelijk uit. Een vriendelijke meneer bij de ingang die me uitnodigend aan keek.
Natuurlijk fietste ik door. Deze week is het twaalf jaar geleden dat ik begon aan mijn behandeling in een verslavingskliniek. Ik ben geen heilige geworden maar leef vrij van verslaving en heb geen enkele behoefte het lot te tarten. 
Verder fietsend bedacht ik wel hoeveel jongeren juist in deze tijd vatbaar zullen
zijn voor verslaving. 
Niet alleen voor wat de openstelling van de gokhallen betreft, maar ook door andere bijwerkingen van maatregelen. Ik las dat er ouders zijn die positief geteste kinderen echt tien dagen in quarantaine doen. Op hun kamer. Tja met een mobieltje kom je dan een heel eind. Of ontzeg je kind dan maar eens zijn Xbox of Playstation. En tien dagen lang schilderen of lezen is nou ook niet gelijk een optie in de meeste huishoudens.
Twaalf jaar geleden leerde ik dat nieuw gedrag aanleren een stuk makkelijker gaat dan oud gedrag afleren.
Ben erg benieuwd hoe we over een paar jaar terugkijken op deze periode. Inmiddels zet ik mijn fiets in de schuur en stap ons huis binnen. 
'Hallo, ben ik weer. Waar zijn de kids?' roep ik naar mijn vrouw.
'Oh die zijn naar de stad. Er schijnen toch wat zaken open te zijn 's avonds', klinkt het van achter een computerscherm.

woensdag 11 november 2020

'Ga niet dood voor je sterft'

'Ga niet dood voor je sterft'

Net voor de vroege avondschemer liep ik met haar een rondje om de Elfhoevenplas. Een mooie route om één van de dertien plassen die hier liggen. Het zijn meest veenplassen die meer dan 200 jaar geleden ontstaan zijn door het afgraven van veen dat werd gedroogd tot turf.
Wel vaker wandel ik hier met iemand een rondje. Soms als vriend; dan is het meer een rondje hardlopen. Ook wel vanuit mijn diakenambt. Het praat fijn als je een ingewikkelde vraag hebt en je toch allebei vooruit kunt kijken. En soms vindt iemand het prettig vindt om wat van gedachten te wisselen. Of dit dan door mijn achtergrond komt of gewoon door een behoefte om samen wat te sparren, doet er niet zoveel toe. Meestal is het een combinatie van bovenstaande factoren die maken dat we hier wat rond sjouwen.
Deze keer is het meer hardlopen dan wandelen. We hebben de pas er goed in. We praten over boeken, schrijven en lezen. Over meerdere depressies overwinnen. En de vraag of je die wel overwint. Wat het betekent om naast depressief ook suïcidaal te zijn. Kliniek in en uit. Behandeling die opgedrongen wordt en niet altijd helpend is.
Nu geen werk geen studie, alles staat stil.  Ook haar behandelaar die alleen maar online wil praten en luisteren heeft ze op pauze gezet.  Ik vraag wat het haar gekost heeft. Ze vertelt. Dan vraag ik wat het haar gebracht heeft. Ze zwijgt even en vertelt. 
Ik vraag haar waar de kerk was en waar God was. Opnieuw vertelt ze. 
Over de dominee die kwam. Bleef komen zoals een morgenster licht geeft in een duistere nacht. Hij oordeelde niet maar was er.  Aanwezig bij haar twijfel en godsverlating. Oordeelde niet en bleef.
In een preek zei hij er iets over. Woorden die haar staande hielden en de titel van dit blog vormen. Ze ging een beetje dood tijdens haar zwartste fases, vertelde ze me. Maar nu leeft ze. Maakt ze weer plannen. En deelt ze deze. Zonder dat ze het in de gaten heeft, dankt ze een wijze dominee en bemoedigt ze mij.
Ons kerkgebouw zit dicht maar ik hoop dat bovenstaande gebeurtenis voor iedereen in deze groep een bemoediging is om door te gaan als vrijwilliger. Straks als de Open Kerk weer door gaat en nu al, misschien gewoon aan de waterkant.  




elf elf 2020

Als je belieft en
als je beleeft.

Graag geef ik dat
wat meer wordt 
als je t deelt.

Dat wat harten
lichter maakt
en heelt.

Wat eind'loos
tijdloos zinnen
maakt en streelt.

Jij noemt het liefd,
ik heet het leven.














zondag 8 november 2020

Avonddauw

Avonddauw
Ze kwam bij de bosrand aan en sloeg het pad in dat zich tussen bos en akkerland door slingerde. Onder de oude eiken die hun horizontale takken wijd over het net overgestoken maisland staken, voelde zij zich beschut en veilig.
Na een paar honderd meter ging ze zitten op een omgewaaide boomstam. De ruwe bast prikte door haar te dunne broek voor deze tijd van het jaar. Toch voelde het fijn aan.
Ze keek over de velden waar een dichter wordende mist opsteeg uit de grond. De toppen van sommige schrikdraadpalen waren hier en daar nog zichtbaar. Ze dreven als kleine alpinopetjes op de witte nevel. De lucht sloot zich en veegde aan haar horizon de laatste bloedrode strepen uit.
In de verte dansten de daken van veld- en andere schuren. In tegenstelling tot anders riepen ze haar niet terug. Alles bleef op afstand.
Zonder dat ze er erg in had, viel ze zittend in slaap.
Langzaam werd haar hoofd te zwaar en viel ze met haar bovenlichaam opzij. Ze werd opgevangen door een arm en schouder naast haar. Terwijl ze half hangend bleef liggen, opende ze de ogen.
Zijn gezicht, dat vaag aftekende tegen een donker wordende hemel, herkende ze op hetzelfde moment als dat ze zijn reuk thuis bracht. Of eigenlijk bracht die reuk haar thuis. Een arm voelde ze over haar rug naar boven gaan, waarna ze zijn hand op haar schouder voelde.
'Papa', sprak ze.
'Mijn meisje', klonk de stem naast haar. Nog even zwaar en zacht als dat zij zich het herinnerde.
Nu vielen haar ogen niet dicht maar sloeg zij ze zelf neer. Tegen hem aan leunen was genoeg.
Zo zaten ze daar. Een minuut werd een leven en andersom. Alle vragen en verhalen hoefden niet meer. Zonder woorden wisselden ze uit wat er te weten viel.



Dichter


November

Wat ooit de slachtmaand was
werd maand van dichters
van kroegen en van
open kerken.
Dichten 
als in sluiten
zonder woorden
met sleutel en met slot.

Geef mij het dichten
waar letters woorden 
maken en verlichten
zinnen die beminnen.









zondag 1 november 2020

Allerheiligen 1-11-2020

Vandaag is het Allerheiligen; christenen over de hele wereld herdenken hun heiligen en martelaren. Van die laatste is Stefanus de eerste.
Hij loopt in meer dingen voorop; Stefanus behoort bij de eerste diakenen die in het begin van onze jaartelling aangesteld zijn in Jeruzalem. 
Hij helpt waar geen helper is. Vol van genade en kracht deelt hij liefde uit. En doet dat met vuur.  
Dit roept ergernis op. De toenmalige geestelijke leiders, roepen hem ter verantwoording. Als verdediging houdt Stefanus een preek. Vanuit de Bijbel wijst hij ze op hun tekortkomingen. 
Daar zijn ze niet blij mee en roepen valse getuigen op. Deze getuigen zijn omgekocht om lastering over Stefanus uit te spreken.
Stefanus schrikt hier niet van terug en houdt zijn ogen op de hemel gericht. Hij zegt tegen zijn vervolgers dat hij Jezus rechtop ziet staan aan de rechterhand van Zijn Vader. Hierop worden de mensen om hem heen zo boos dat ze hun beheersing verliezen en hem aanvallen. 

Dit alles eindigt in de ter dood veroordeling van Stefanus. Hij wordt buiten de stad gebracht en gestenigd. Naast de ouderlingen en priesters die hem ter dood brengen is er een jonge geestelijke die op de kleren van de stenengooiers past. Gek genoeg zal hij ooit in de voetsporen van Stefanus treden. Maar nu nog niet; vandaag is hij blij met de executie.
Terwijl de eerste stenen zijn hoofd raken, valt Stefanus op zijn knieën en kijkt omhoog. Voordat hij de adem uitblaast, gebruikt hij in zijn laatste woorden zijn machtigste wapen: Hij vergeeft zijn doodsvijanden. 




Komt u maar

Het is avond. Naast het duister valt ook de regen over onze stad. Asfalt glanst en klinkers glimmen wanneer ik me door de stad heen spoed.
Bij het ziekenhuis aangekomen, parkeer ik voor de draaideuren die hun eindeloze rondes maken. Ik blijf achter in de auto; in deze tijd moeten mensen met hart dat klaagt of bloeddruk die daalt of stijgt, in hun eentje naar binnen. Na een tijdje komt er een meneer naar buiten. Dik in de zeventig schat ik hem. Onder zijn mondkapje verstopt een verband zijn nek en hals. 
In beide handen die onder de te korte mouwen van een beige overjas uitkomen, draagt meneer een papieren zak die ik herken als apothekersverpakking. Naast de twee genoemde medicijnzakken probeert deze oude man ook zijn wandelstok te hanteren. 
Als hij net als wij van tevoren te verstaan heeft gekregen dat je op dit moment niemand mee mag brengen, ook niet naar de spoedeisende hulp, heeft hij zijn gehoorzaamheid uitgebreid naar de heen- en terugreis.
Terwijl hij mij, in m'n warme auto, passeert, kijkt hij niet op maar schuifelt voetje voor voetje naar de rest van zijn bestaan.

Haiku 24.10.2020

Soms de wereld stom
om haar as en andersom.
Ik vlucht herfstbos in.