Als boerenzoon blijf je boer, altijd. Dit schrijven voelt zoals een brief aan broers zou moeten voelen, denk ik. Om toch wat onderscheid te maken, noem ik jullie mijn broeren.
Volgens mij werken en vechten jullie voor iets moois. Al zou het een overweging kunnen zijn om een beetje afstand te nemen van de hooligans onder jullie. Geef ze een andere naam bijvoorbeeld. Kunnen jullie ze geen boeligans noemen ofzo?
Het boerenleven buiten in stand houden onder de afwisseling van de seizoenen is prachtig.
Zoals Aart van der Leeuw in zijn gedicht ‘De landman’ hieronder zo mooi beschrijft.
Generaties voor jullie deden dit, en het is niet zo gek dat je hoopt dat vele generaties na jullie dit ook doen. Alles en iedereen die dat idee in de weg staat, reken je al snel tot je tegenstander.
Vandaag vraag ik je om even rond te kijken op je prachtige familiebedrijf.
Ik vraag je dit niet omdat jij je paard ingeruild hebt voor een trekker van bijna honderdduizend euro. Ook niet omdat je voorvaderlijke grond zodanig verruilkaveld is, dat opa’s grenzen allang niet meer de jouwe zijn.
Of omdat je overgestapt bent van grasland, gerst, aardappels en knollen naar een gekweekt Engels raaigras en genetisch gemanipuleerde mais.
Zelfs het feit dat je meer achter de computer dan op de trekker zit, reken ik niet mee.
Wel vraag ik je de namen van je koeien. Met hun leeftijd. Nee niet de gemiddelde leeftijd van je veestapel. Niet de productiecijfers van je best presterende beesten.
Of vertel me het laatste gesprek dat je met één van je dieren had. Als je mij daar een langer verhaal over kunt vertellen dan over fosfaat en stikstofrechten dan wil ik je geloven.
Dan blijf ik graag één van je broeren.
Anders word ik toch liever die verloren broerenzoon, die in zijn naïviteit graag blijft dromen over landmannen die in plaats van de snelweg op, liever hun hoeves rond gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten