Op weg naar de bakker voor croissants en wat oerbrood, steek ik het plein voor onze deur over.
Zelfs op dit vroege uur staan er groepjes mensen, meest mannen, met halve liters bier in de hand. Op een enkeling na, die een heupflesje vast heeft. Van die laatste, sommige van zilver, heb ik hier in een paar dagen meer gezien dan in de afgelopen jaren bij elkaar.
Eergisteren had ik nog een excuus voor hen; toen was het vaderdag. En na ik begrepen heb, is dat in Duitsland, net als in België, de gevaarlijkste dag van het jaar. Statistisch gezien is het de dag van het jaar met de meeste kans op een ongeluk. Vaderdag betekent hier niet zozeer de nadruk leggen op jouw vaderschap maar meer met vrienden de kroeg in duiken en een excuus hebben om ladderzat thuis te komen.
Die dag is nu voorbij en het pleinbeeld is hetzelfde. Nu zit ik niet in de sjiekste wijk van Keulen maar ook niet echt in een afbraakbuurt.
We huren het huis van een beroemde en welgestelde, operazanger die momenteel de wereld over reist. De dikke extra stalen balken aan de binnenkant van zijn voordeur vertellen aan de andere kant iets over het vertrouwen, of het ontbreken ervan, in zijn buurt.
Terwijl ik het plein verder over steek, passeer ik twee hologige mannen die me wantrouwend aankijken. De paranoia en het gebruik van niet al te beste middelen straalt er vanaf. De doodsheid ook. Naast de verloren blikken treft me vooral de moeheid die hun lichaam uitstraalt.
Zijn de bierdrinkers, die misschien niet beter af zijn, maar er hooguit langer over doen, nog in staat tot wat lawaai en bravoure, deze gebruikers zijn op. Het lijf beweegt nog en daarmee is alles gezegd.
Als ik bij de bakker in de rij sta, stopt er een dikke Duitse auto. Een dame komt van de achterbank en stevent naar de luxe bloemenwinkel naast mijn broodjeszaak. Als ik naar buiten kom, zie ik dezelfde mevrouw met een grote bos bloemen weer achterin de auto stappen die gelijk zacht weg zweeft.
Ik rep me met mijn luxe broodjes naar ons tijdelijk verblijf en manoeuvreer me tussen de mensen door die er net ook al stonden. Het lijkt een bevroren tableau van personen die betere tijden hebben gekend en nu geen flauw idee hebben van hoe ze verder moeten. Zelfs de hol-ogenden staan op dezelfde plek.
In de hoek van het plein staat een rollator ergens op te wachten.
Terwijl ik naar binnen ga, vraag ik mij voor de zoveelste maal af waar het verschil in zit. En waarom.
Zelfs op dit vroege uur staan er groepjes mensen, meest mannen, met halve liters bier in de hand. Op een enkeling na, die een heupflesje vast heeft. Van die laatste, sommige van zilver, heb ik hier in een paar dagen meer gezien dan in de afgelopen jaren bij elkaar.
Eergisteren had ik nog een excuus voor hen; toen was het vaderdag. En na ik begrepen heb, is dat in Duitsland, net als in België, de gevaarlijkste dag van het jaar. Statistisch gezien is het de dag van het jaar met de meeste kans op een ongeluk. Vaderdag betekent hier niet zozeer de nadruk leggen op jouw vaderschap maar meer met vrienden de kroeg in duiken en een excuus hebben om ladderzat thuis te komen.
Die dag is nu voorbij en het pleinbeeld is hetzelfde. Nu zit ik niet in de sjiekste wijk van Keulen maar ook niet echt in een afbraakbuurt.
We huren het huis van een beroemde en welgestelde, operazanger die momenteel de wereld over reist. De dikke extra stalen balken aan de binnenkant van zijn voordeur vertellen aan de andere kant iets over het vertrouwen, of het ontbreken ervan, in zijn buurt.
Terwijl ik het plein verder over steek, passeer ik twee hologige mannen die me wantrouwend aankijken. De paranoia en het gebruik van niet al te beste middelen straalt er vanaf. De doodsheid ook. Naast de verloren blikken treft me vooral de moeheid die hun lichaam uitstraalt.
Zijn de bierdrinkers, die misschien niet beter af zijn, maar er hooguit langer over doen, nog in staat tot wat lawaai en bravoure, deze gebruikers zijn op. Het lijf beweegt nog en daarmee is alles gezegd.
Als ik bij de bakker in de rij sta, stopt er een dikke Duitse auto. Een dame komt van de achterbank en stevent naar de luxe bloemenwinkel naast mijn broodjeszaak. Als ik naar buiten kom, zie ik dezelfde mevrouw met een grote bos bloemen weer achterin de auto stappen die gelijk zacht weg zweeft.
Ik rep me met mijn luxe broodjes naar ons tijdelijk verblijf en manoeuvreer me tussen de mensen door die er net ook al stonden. Het lijkt een bevroren tableau van personen die betere tijden hebben gekend en nu geen flauw idee hebben van hoe ze verder moeten. Zelfs de hol-ogenden staan op dezelfde plek.
In de hoek van het plein staat een rollator ergens op te wachten.
Terwijl ik naar binnen ga, vraag ik mij voor de zoveelste maal af waar het verschil in zit. En waarom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten