Elk mens wordt geboren. Nadat we negen maanden in onze moederschoot hebben gewoond komen we terecht in ons vaderland. Als vreemdeling. Waar we ons omringd en beschermd wisten door vruchtwater en een lichaam dat ons omgaf met liefde en warmte, maken we op een pijnlijke manier kennis met de andere wereld. We beginnen onze aardse taak met huilen. En iedereen er om ons heen vindt dat mooi. Iets met lucht krijgen ofzo. Had dat niet gekund met lachen?
Dan worden we gewassen, alle overblijfselen van ons verblijf in de moederschoot worden verwijderd. Zelfs de navelstreng knippen we door.
Daarna trekt men ons kleren aan en begint het voeden. Of we dat nu willen of niet. Om de zoveel uur worden we wakker gemaakt en stopt of propt er iemand voedsel naar binnen. Als we huilen worden we vastgehouden en getroost. Er is altijd wel iemand die iets tegen ons zegt, of we het nu verstaan of niet.
We mogen wonen in mooi aangeklede wiegen in prachtig ingerichte kamers. We gaan mee als de mensen om ons heen ergens naar toe gaan. Juist dan wordt er extra gekeken wat we nodig hebben om ons goed te voelen.
Niemand haalt het in zijn of haar hoofd om ons ergens alleen achter te laten.
Als wij zelf nu als vreemdeling zo op deze wereld onthaald werden, kunnen we dat ook niet een beetje doen voor alles wat vreemd op ons pad komt?
De werken van barmhartigheid. Het zijn er zeven. Wat als we er elke dag nu gewoon eentje doen?
- Voeden wie trek heeft op zondag.
- Water geven aan dorstigen op maandag.
- De naakte kleden op dinsdag.
- De vreemdeling onderdak geven op woensdag
Geen opmerkingen:
Een reactie posten