Nadat ik in ons allesoverheersend leerlingvolgsysteem de absenten heb ingevoerd,zie ik dat ik geen leerwerk maar alleen maakwerk heb opgegeven. Ik sta op van achter mijn bureau en loop de klas in. Met het lesboek opgengeslagen in de hand kijk ik de klas door en vraag me hardop af wie begint met het voorlezen van het gemaakte werk.
Daar mijn leerlingen uitblinken in allerlei talenten maar niet in die op huiswerkgefocust gebied, weet ik dat dit bijna een garantie is om rustig mijn les te kunnen beginnen.
Vanaf het moment dat zij weten het risico te lopen geconfronteerd te worden met de gevolgen van hun keuzes gisteravond, start de onzichtbare wedstrijd "hoe val ik niet op". Met als voor mij gunstig bijproduct dat het rumoer snel verstilt.
Het grappige is dat zij zowel als ik weten dat het een soort van spel is. Met ongeschreven regels. Zo zal ik geen achtentwintig schriften controleren. Behalve als ik dit bij het opgeven van het werk "huiswerkcontrole" aangekondigd heb. Een andere ongeschreven regel is dat op het moment dat ik het woord huiswerk gebruik aan het begin van de les, zij hun decibelproducerend vermogen niet meer gebruiken. En dit spel werkt. Meestal.
Soms gooit één van de partijen een nieuw wapen in de strijd. Of stoft een wapen af dat een tijdje niet gebruikt is. Zoals die van de al dan niet gemeende interesse in docent's priveleven. De mate van succes van dit wapen is tegengesteld evenredig aan het aantal keren dat het gebruikt wordt.
Ineens klinkt de stem van Daska door de klas: 'Zo, dat was heftig meneer, wat ik gisteren in de kerk hoorde over uw vrouw'. Daska, vijftien jaar, rebels en aanhankelijk. Gedragsmatig zoekt ze de randjes op. Haar naam valt wel eens in de docentenkamer. Niet supergemotiveerd maar ook weer geen slecht presterende leerling. In ieder geval altijd rechtdoorzee. Zoals nu.
Er ontstaat wat rumoer op de opmerking van Daska. Leerlingen buigen zich naar haar toe, vragen wat er dan gezegd is gisteren. Op sommige gezichten zie ik dat ze het al weten, bij andere verwarring en vraagtekens. Het wordt stil.
In een fractie van een seconde maak ik de afweging. Tot nu toe heb ik geprobeerd werk en prive gescheiden te houden. Zover dat mogelijk is bij mijn doe-leerlingen. Waarbij alles draait om relatie.
Ik denk even terug aan gisteren toen ik mijn collega tegenkwam in de gang. Ik heb collega's die ik onder mijn vrienden reken. Hij valt daar niet onder. Zijn kennis over mij is de laatste maand uitgebreid. Het feit dat mijn vrouw kanker heeft, is daar debet aan. Na zijn vraag hoe het met haar is, beantwoord door een 't gaat' en daarna de onvermijdelijke vraag die meestal als een soort menu voorgeschoteld wordt: "Heeft ze chemo of wordt ze bestraald? Of geopereerd?" Waarop ik aangeef dat ze eerst chemo gehad heeft en nu geopereerd gaat worden.
Dan zijn laatste vraag of dit borstbesparend is. Hij kent haar niet eens.. Helaas kwam ik er in een later gevoerd telefoongesprek met mijn zus pas achter dat de enige passende reactie geweest zou zijn : 'Collega, ik hoop niet dat jij prostaatkanker krijgt. Maar als dat ooit gebeurt hoop ik dat de collega's van je vrouw meer fatsoen zullen hebben dan te vragen naar de al dan niet nog aanwezige ballen na de noodzakelijke ingrepen".
Ik zei alleen maar: 'Nee, dat is geen optie meer' en ben weggelopen.
En dan zou ik mijn leerlingen, prachtige mensjes in de dop, die mijn energie opslurpen maar me ook gigantisch voeden, hen zou ik met een kluitje in het riet sturen? Geen denken aan.
Ik neem een besluit.
'Jongens en meisjes, leg allemaal even je spullen neer. Ik wil jullie wat vertellen'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten