Het is avond. Naast het duister valt ook de regen over onze stad. Asfalt glanst en klinkers glimmen wanneer ik me door de stad heen spoed.
Bij het ziekenhuis aangekomen, parkeer ik voor de draaideuren die hun eindeloze rondes maken. Ik blijf achter in de auto; in deze tijd moeten mensen met hart dat klaagt of bloeddruk die daalt of stijgt, in hun eentje naar binnen. Na een tijdje komt er een meneer naar buiten. Dik in de zeventig schat ik hem. Onder zijn mondkapje verstopt een verband zijn nek en hals.
In beide handen die onder de te korte mouwen van een beige overjas uitkomen, draagt meneer een papieren zak die ik herken als apothekersverpakking. Naast de twee genoemde medicijnzakken probeert deze oude man ook zijn wandelstok te hanteren.
Als hij net als wij van tevoren te verstaan heeft gekregen dat je op dit moment niemand mee mag brengen, ook niet naar de spoedeisende hulp, heeft hij zijn gehoorzaamheid uitgebreid naar de heen- en terugreis.
Terwijl hij mij, in m'n warme auto, passeert, kijkt hij niet op maar schuifelt voetje voor voetje naar de rest van zijn bestaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten