woensdag 5 november 2025

Dankdag voor gewas en arbeid

Zo heet het vandaag nog steeds. Een dag waarop kerken bloemen en fruit op het altaar zetten, waarin gebeden wordt voor boeren en arbeiders, waarin woorden als ‘zegen’ en ‘vruchtbaarheid’ klinken. Ooit een vanzelfsprekendheid: God danken voor wat de aarde geeft, en voor wat onze handen tot stand brengen.

Maar ik vraag me af: waarvoor danken we precies?
De aarde kreunt. Haar vruchtbaarheid is niet langer een geschenk, maar een berekening. Grond wordt uitgeput door monoculturen die jaar na jaar hetzelfde eisen. De ploeg, de mestinjector, de spuit en het ritme van de seizoenen is ingeruild voor dat van machines en marges. We noemen het landbouw, maar het lijkt meer op landroof: we nemen, zonder te luisteren naar wat er nog te geven valt.

Dankbaar voor met gif bespoten bloemen waarvan de toegebrachte schade steeds duidelijker wordt? Dankbaar voor genetisch gemanipuleerde maïs, gevoerd aan koeien die nooit meer echt grazen? Voor melkproductie die de maat van het leven allang te buiten gaat? Voor arbeid die mensen tot radertjes maakt in een systeem dat geen adem kent?

Ik denk aan het woord ‘arbeid’. In de Bijbel klinkt dat als iets goeds, iets waarin mens en aarde elkaar vinden. Nu is het vooral iets wat we moeten volhouden. Hard werken om het hoofd boven water te houden, om te voldoen aan regels, aan rendement, aan verwachtingen die niemand meer echt begrijpt.

Misschien is het tijd om stil te staan bij voor wat we nog wél kunnen danken.
Voor de boer die zijn land laat rusten. Voor de akker waar weer klaver groeit, en bloemen.
Voor de bijen die terugkeren en voor de regen die valt waar hij nodig is.
En voor de mens die durft te zeggen: het is genoeg.

zaterdag 1 november 2025

Mijn boek is naar de drukker

Mijn boek is naar de drukker

‘Zullen we zwijgen’ is naar de drukker.
Een zinnetje dat ik al wilde schrijven, en dat nu opeens echt is. Er ligt een boek. Met een omslag dat ademt wat het verhaal probeert te zeggen: stilte, schaduw, nabijheid. En met woorden die eindelijk hun plek hebben gevonden.

Vier weken nog, en dan ligt het er. Tijdens een feestelijke middag in de Gouwekerk zal ‘Zullen we zwijgen’ het licht zien. Een beter decor kan ik me nauwelijks voorstellen: een kerk vol klank en stilte, een plek waar woorden gedragen klinken.

‘Zullen we zwijgen’ is een roman over de kracht en de beklemming van zwijgen. In korte, indringende hoofdstukken ontvouwt zich het verhaal van Maarten, die balanceert tussen verlangen en verlies, trouw en verraad. Een zwijgende wandeling loopt uit op een keerpunt in zijn leven. En terwijl zijn geschiedenis zich opnieuw schrijft, ontdekt hij hoe geheimen juist om taal vragen en hoe stilte soms meer zegt dan spreken ooit kan.

Het voelt onwerkelijk dat ik dit boek straks echt vast kan houden. Omdat dan zichtbaar is wat eerst alleen in mij bestond. Zwijgen proberen te vangen in woorden blijft een hachelijke onderneming.

Vandaag zwijg ik niet. Mijn verhaal is onderweg.



donderdag 30 oktober 2025

Stemming

Vanmorgen stond ik op de dijk tussen Wemeldinge en Kattendijke, het water stil als adem tussen eb en vloed. Aan de overkant schemerde de Zeelandbrug, een streep tussen lucht en tijd. En daar, plots twee bruinvissen. Hun ruggen braken het oppervlak als gedachten die even bovenkomen, dan weer verdwijnen.

Ze speelden, leek het. Of oefenden ze, zoals wij, in blijven ademen onder veranderende luchten. Ik keek, vergat de verkiezingsuitslag, en dacht: misschien is dit het enige dat werkelijk stemt; dat op en onder, dat komen en gaan.

De zee weet niets van meerderheden. Alleen van golfslag, van ritme. De bruinvissen doken weer onder. Wat bleef, was de melancholie van eeuwig op en ondergaan.

zaterdag 25 oktober 2025

De kat, de app en wij

Onze buurt heeft een WhatsAppgroep. Dat klinkt gezelliger dan het is. In theorie
is het een digitale dorpspomp waar we elkaar waarschuwen voor verdachte busjes en verloren sleutels. In de praktijk blijkt het vooral een oefening in beschaving. Hoe houd je samen een buurtapp schoon, veilig, relevant en humaan?

Deze week liep het spaak op een kat. Een dode kat, om precies te zijn.
‘Is misschien kat van deze buurt?’ schreef iemand nog voorzichtig.
‘En dat moet in de app?’ vroeg een ander, alsof de dood zelf spam was.


Het gesprek ontspoorde, zoals dat tegenwoordig gaat: niet over de inhoud maar over het kanaal.
Wat mag er wel in de app en wat niet?
Een kat? Ja, maar alleen vermist, niet overleden.

Een vuilniszak? Alleen als die verdacht is.
Een felicitatie voor een teruggevonden poes? Liever niet: ‘overbodige kreten, die niets toevoegen’.

De ironie, merkte iemand fijntjes op, is dat inmiddels de helft van alle berichten in de app juist over de app gaat.

En dus gebeurde wat altijd gebeurt: iemand maakte een nieuwe groep aan.
Hier doen we het samen, voor én met elkaar! stond er plechtig bij.
Binnen vijf minuten klonken de eerste duimpjes, gebeden en zuchten van opluchting.
Eindelijk rust. Eindelijk duidelijkheid.
Tot iemand vroeg: ‘Welke onderwerpen zijn in deze nieuwe groep de bedoeling?’

Misschien is dat wel het mooiste van dit alles. Hoe klein we zijn in ons samen proberen. Hoe we struikelen over poezen en principes, terwijl we eigenlijk allemaal gewoon bij willen dragen: een beetje veiligheid, een beetje zorg, een beetje betekenis in die paar honderd meter straat.

De buurtapp is onze spiegel.
We willen gemeenschap, maar zonder teveel geluid.
We willen betrokkenheid, maar wel in de juiste categorie.
We willen vrede, maar niet met te veel berichtjes.

En ondertussen verdelen we onszelf over twee groepen:
de ene voor veiligheid, de andere voor menselijkheid.
Zo houden we het overzichtelijk.

vrijdag 24 oktober 2025

Feit & fictie

De verkiezingen naderen, en het gesprek over waarheid lijkt feller dan ooit. Iedereen heeft zijn eigen ‘feiten’, zijn eigen waarheid, zijn eigen verhaal. Misschien is dat wat me het meest verbaast; niet de standpunten zelf, maar de snelheid waarmee ze worden ingenomen. Nog voor er een woord gesproken is, wordt er al geoordeeld.
We kondigden een gesprek aan: "Feit & Fictie rond asielmigratie." Een avond over wat we weten, wat we menen te weten, en wat verhalen met ons doen. Over beeldvorming, cijfers, en vooral: mensen.
En nog voor de eerste stoel in het koor van de Sint-Jan is klaargezet, komen de reacties. ‘Het zou fijn zijn wanneer er ook vertegenwoordigers van die en die partij uitgenodigd zouden worden.’ ‘Onbegrijpelijk dat zogenaamde christenen niet allemaal op de juiste partij stemmen.’ ‘Hoofdspreker van het COA, wij van wc-eend adviseren wc-eend.’
De toon is gezet. De verdenking ook. Alsof een gesprek over waarheid per definitie verdacht is. Alsof er achter elke uitnodiging een agenda schuilt, achter elk woord een val.
Misschien raakt me dat meer dan ik wil toegeven. Omdat het iets blootlegt van de tijd waarin we leven: de haast om te weten, om te kiezen, om te veroordelen. De angst dat luisteren zwakte is.
Ik geloof dat we iets kwijt zijn geraakt; de ruimte tussen feit en fictie. Die open plek waar je mag aarzelen, mag vragen, mag van gedachten veranderen. Waar waarheid niet wordt uitgeroepen, maar gezocht.
Op 27 oktober willen we die ruimte even terugvinden. In de Sint-Jan, tussen verhalen, cijfers en mensen van vlees en bloed. Niet om het laatste woord te hebben, maar om samen het eerste te hervinden.

zaterdag 18 oktober 2025

De wandeling die niet meer ophield

Ooit had ik een ontmoeting met iemand waarbij we het eerste uur in stilte wandelden. Het werd een wandeling die me altijd bij is gebleven. En uur zonder woorden, dat leek onschuldig, bijna speels. Totdat ik merkte wat stilte met je doet als iemand naast je loopt.
Die wandeling heb ik gebruikt als het begin van een verhaal dat zich in mij vastzette. Het is mijn tweede roman geworden.
'Zullen we zwijgen' gaat over twee mensen die in stilte beginnen, en daardoor juist alles horen wat ze nooit hardop zeiden. Over aanraking en schaamte. Over wat er bovenkomt wanneer zwijgen te luid wordt.
Wat begon als een klein idee, een experiment in stilte, groeide uit tot een roman over verlangen, schuld en wat er gebeurt als je niet langer kunt doen alsof er niets is.
'Zullen we zwijgen' is ook een uitnodiging aan de lezer: om mee te gaan dat stille landschap in, waar niets gezegd wordt en juist daarom alles wordt gehoord. Een roman waarin stilte tussen de regels leeft.
Wie meewandelt, weet: sommige stiltes houden nooit meer op.

woensdag 15 oktober 2025

Het failliet van de dialoog

 Het gesprek tussen Eva Jinek en Chris Stoffer over de abortuscampagne van de SGP had een kans kunnen zijn. Een kans op een open gesprek over leven, verantwoordelijkheid en morele keuzes in een samenleving die vrijheid hoog in het vaandel heeft. Maar in plaats daarvan werd het een ongemakkelijk toneelstuk waarin één rol al geschreven was, die van de schuldige.

Vanaf het begin was duidelijk dat Eva niet kwam om te luisteren, maar om te vellen. Ze begon scherp, met de stelling dat de SGP abortussen terug wil brengen tot nul. Ze bleef daarop hameren, alsof dat het enige was wat er te zeggen viel. Terwijl Stoffer herhaaldelijk probeerde uit te leggen dat de campagne juist bedoeld was als oproep tot bewustwording.

“Iedereen weet hoe wij erover denken", zei hij. “Maar we willen het hebben over onze campagne, over het gesprek dat we met de samenleving willen voeren."

Telkens antwoordde Eva:

"We gaan het zo over de campagne hebben." Maar dat gebeurde niet. Ze ging door over het standpunt, over verbieden, over schuld. Niet over de inhoud van de campagne, niet over het appel op reflectie, maar over de tegenstelling die ze zelf had geconstrueerd.

Toen het over onderzoeken ging, werd het pas echt wrang. Eva suggereerde dat de SGP cijfers over abortus had verdraaid. Ze sprak over misleiding en framing, maar vroeg niet dóór. Het werd geen gesprek over bronnen, over feiten of over interpretatie, het werd een insinuatie zonder ruimte voor toelichting. Stoffer probeerde nog uit te leggen waar hun cijfers en conclusies vandaan kwamen maar werd afgekapt. De toon was niet:

“Hoe zit dat precies?", maar: “U speelt met de waarheid." Daarmee viel het laatste restje openheid weg.

Het gesprek gleed af naar iets ongemakkelijks. Steeds als Stoffer probeerde iets te zeggen over de menselijke kant van hun boodschap, viel Eva hem in de rede. Ze stelde vragen die meer leken bedoeld om te ontregelen dan om te begrijpen.

En toen kwam het moment dat voor mij de grens overschreed.

Eva vroeg: “U heeft drie dochters, stel dat één van hen wordt verkracht, zou u haar dan verbieden om een abortus te nemen?” Het was geen vraag meer, het was een aanval, verpakt als hypothetische zorg. Het was persoonlijk, indringend en onnodig confronterend.

Je zag aan Stoffer dat hij geschrokken was, maar hij bleef opmerkelijk rustig: "Ik verbied ze niets. Maar ik blijf geloven dat elk leven waarde heeft."

Dat moment raakte mij. Niet omdat ik vind dat Stoffer gelijk heeft, maar omdat ik zag hoe makkelijk een interviewer persoonlijke integriteit opzij kan schuiven voor effect. Er zat iets kils in die vraag. Alsof zijn liefde voor zijn dochters, zijn geloof, zijn menselijkheid allemaal verdacht waren. Alsof het gesprek niet meer ging over overtuigingen, maar over de vernedering van degene die ze heeft.

Het werd pijnlijk om te zien hoe vaak Stoffer probeerde terug te keren naar het onderwerp. “We willen bewustwording creëren" zei hij nog een keer. “We willen het gesprek openen, niet sluiten." Maar Eva luisterde niet. Ze zei weer: We gaan het zo over de campagne hebben, en draaide terug naar dezelfde aanklacht: dat de SGP abortus naar nul wil brengen.

Wat overbleef was een gesprek zonder adem. Geen journalistiek interview, maar een publieke schrobbeurt. Eva leek niet geïnteresseerd in uitleg of nuance, alleen in bevestiging van haar gelijk.

De journalistiek hoort te vragen, niet te vellen. Een goede interviewer stelt scherp, maar met respect. Laat ruimte, zelfs waar ze het fundamenteel oneens is. Want het publiek ziet alles. Het voelt of iemand eerlijk probeert te begrijpen, of alleen bezig is met winnen.

Het ergste is dat daarmee het gesprek zelf verloren gaat. En juist dat gesprek, die botsing van waarden, is de zuurstof van een democratie.

Misschien begint echte vooruitgang niet bij gelijk krijgen, maar bij de moed om te luisteren.

zaterdag 11 oktober 2025

Tussen zwijgen en zeggen

 Tussen mijn eerste en tweede roman zat vijf jaar. Vijf jaar van schrijven, schrappen, zwijgen en weer beginnen. Niet omdat het verhaal niet wilde komen, maar omdat ik moest leren luisteren naar wat het werkelijk wilde zeggen.

Literaire fictie maken over thema’s als familiegeheimen, misbruik en suïcidaliteit is balanceren op een dunne draad. Te veel uitleg, en je verliest het verhaal. Te weinig, en de lezer voelt zich buitengesloten. Ik wilde een roman schrijven die dichtbij komt zonder te oordelen, die niet uitlegt maar laat voelen. Waar pijn niet benoemd hoeft te worden om aanwezig te zijn.

Soms schreef ik dagenlang niets, omdat één zin te veel vertelde. Dan wist ik: ik had de stilte niet genoeg gerespecteerd. Andere keren moest ik de moed vinden om dóór te schrijven, waar ik liever was gestopt.

Vijf jaar lang heb ik gezocht naar woorden die iets bewaren, in plaats van iets veroordelen. Die kwetsbaarheid niet exploiteren maar erkennen. Dat betekende soms afstand nemen voor verder te gaan. Het was soms ingewikkeld om mijn personages hun eigen weg te laten gaan

Schrijven over de donkerte vraagt dat je haar niet temt. Maar ook dat je haar niet verheerlijkt. Ik heb geprobeerd het ongemak te laten bestaan. In toon, in ritme, in adem. Zodat de lezer kan blijven lezen, ook als het pijn doet.

Uiteindelijk is Zullen we zwijgen een boek geworden over dat precieze spanningsveld: tussen zwijgen en zeggen. Tussen zien en wegkijken. Tussen het verleden en het nu.
En misschien was het dat wat die vijf jaar nodig hadden: de tijd om te leren dat het niet gaat om wat er allemaal verteld wordt, maar om wat er eindelijk gehoord mag worden.

 

zaterdag 4 oktober 2025

Hoe doe je het?

 

Het afgelopen jaar heb ik veel geschreven. En soms gezwegen. Mensen vragen me wel eens hoe dat kan: dat ik blijf werken, dat ik blijf schrijven, terwijl thuis de ziekte van mijn vrouw ons leven zo anders maakt. Alsof verdriet en scheppingsdrang elkaar zouden uitsluiten.

Voor mij is het precies andersom. Schrijven is niet weglopen, maar blijven. Niet ontsnappen aan het leven, maar erin afdalen.

Een boek groeit niet ondanks de pijn, maar in diezelfde aarde. In de nachtelijke uren dat alles stilvalt, blijkt er nog taal te zijn, fragiel, maar echt. Woorden die niet genezen, wel dragen.

Zullen we zwijgen is niet het verslag van een zwaar jaar, maar het getuigenis dat schoonheid in woorden nog steeds mogelijk is.  Ik heb een jaar de ruimte genomen om te leven met mijn personages. Ik heb van hun gezelschap genoten. Mensen die niet perfect zijn, maar het met elkaar uithouden. Samen met hen heb ik de kracht en de beklemming van zwijgen ervaren.

Dit boek heeft mij gegeven wat ik soms kwijt was: adem, ruimte en verwondering. En nu het er ligt, hoop ik dat anderen dit ook ervaren. Niet als troost, maar als erkenning: dat licht en donker elkaar niet opheffen, maar samen het leven vormgeven.

maandag 1 september 2025

Maandag

De week begint met de rit naar Leuven. Ruim twee uur sturen, en ik ken de route inmiddels beter dan sommige burenstraten thuis. De draaideur van UZ Leuven is de echte ingang van mijn maandag. Eerst de centrale inschrijving: daar gaat iedereen langs, of je nou een gekneusde vinger hebt of een chemo krijgt. Vanaf dat moment weten alle systemen en mensen dat je er bent. Het is strak geregeld; alsof ergens in het gebouw een lampje gaat branden: “ingeschreven, gereed.”


Het kamernummer is mijn eerste punt van aandacht. Sommige kamers gunnen mij een hoekje met tafelruimte, anderen laten me balanceren met laptop en koffie op schoot. En dan het bednummer. Altijd even spannend, en toch… eigenlijk niet. Want het is vaste prik: 2 is bij het raam, 1 niet. Ik vergeet het elke keer. Alsof er in mijn brein een gat zit waar dat ene feit telkens weer doorheen valt.

Binnengekomen volgt de kleine installatie: tas neerzetten, stopcontact zoeken. Dat blijft een avontuur. Soms moet ik een stekker loshalen waarvan ik me afvraag of die niet stiekem iets belangrijks voedt. Tot nu toe draait het ziekenhuis nog, dus kennelijk valt de schade mee.


Daarna de koffie. De automaat kent me inmiddels. Bekertje, knopje, het piepen, de geur van koffie die overal hetzelfde is. Onderweg knik ik naar verpleegkundigen die ik steeds vaker herken. Zij kennen mij inmiddels ook, ik ben de man die erbij hoort, elke twee weken.

Ondertussen draait het medische programma door: bloedprikken, waarden meten, voorbereiden. Alles in een eigen tempo.

Na die rit kijk ik uit naar de eerste appjes en mailtjes van de dag. Een soort bewijs dat de wereld buiten gewoon doorgaat, terwijl ik hier mijn plek heb gevonden in dit ritueel.

Het is maandag. Voor anderen een gewone maandag. Voor mij ook. Alleen wat beter georganiseerd, met een kamernummer, een bednummer en een stopcontact dat hopelijk niet cruciaal was.

zaterdag 23 augustus 2025

Als waarheid thuis raakt

Soms gebeurt het dat twee liederen tegelijk bij je landen. Niet omdat ze muzikaal identiek zijn, maar omdat ze dezelfde snaar raken in je binnenste. Dat had ik met The Father’s House van Cory Asbury en The Truth van Megan Woods.

Bij Cory hoor ik een roep naar thuis. Een plek waar je je falen mag neerleggen en waar je welkom bent zoals je bent. Die zin ‘failure won’t define me’ klinkt als ademhalen; een zachte stem die me eraan herinnert dat ik niet leef om iets waar te maken.

Bij Megan hoor ik iets anders, maar net zo wezenlijk; de waarheid over wie je bent. Niet de versie die je jezelf oplegt, niet de maskers waarmee je denkt te overleven, maar de kern. In haar stem hoor ik een zoeken dat tegelijk stevig en kwetsbaar is. 

Misschien is het opvallend dat juist ík door deze nummers geraakt word. Ik ben helemaal niet muzikaal, en ik weet heus dat dit geen hoogstaande composities zijn. Maar in een slapeloze nacht houden ze me overeind. En wijzen ze me verder.

Dankjewel, Cory. Dankjewel, Megan.


dinsdag 12 augustus 2025

De storm is weg

We hebben dagen samen doorgebracht, de storm en ik. Hij kwam zonder zich aan te kondigen, joeg door de kloven, trok aan de luiken, liet de zee opspringen als een wild paard. Soms beukte hij, soms floot hij langs het huis alsof hij me iets toevertrouwde. Ik liep tegen hem in, voelde hoe hij mijn adem meenam en weer terugbracht. Alles stond in dienst van zijn aanwezigheid; de geur van zout, het scheefgroeien van geluid, de lichamen van bomen die bogen maar niet braken.

De dagen kregen zijn ritme. In de nacht slapen in rust en soms wakker worden van gehuil. Heldere hemel, volle maan en bewegende lucht als ik even naar buiten ging.
Overdag kijken naar de schuimkoppen op zee en op het land bladeren die de lucht kozen. Er was geen stilte, maar ook geen onrust. Alleen een voortdurende, allesomvattende nabijheid. Wind die draaiend mij omsloot.

Nu is hij weg. De heg met oleanders staat recht, de bougainvillea rust tegen haar eigen schaduw. Het geluid van de zee is kleiner, een constante zonder nadruk. Ik loop de nabijgelegen boomgaard in en hoor hoe mijn voetstappen het enige zijn dat nog verplaatst. Onder de vijgenboom is het ineens goed toeven. Hij komt bij nadat zijn laatste blad is afgerukt.

De lucht is helder, maar anders helder dan in de storm. Er blijft iets in me stromen, een echo van wind die niet meer waait. 

vrijdag 8 augustus 2025

Als de wind blijft

 Elke zomer komt hij terug, de Meltemi. Eerst als een zachte belofte, een koele hand op een warme dag. Dan, plotseling, met volle kracht, een onzichtbare gast die de zee optilt en het wasgoed van de lijn rukt. Eeuwenlang een zegen: hij verjaagt de hitte, brengt adem naar de olijfbomen, maakt de lucht helder tot aan de horizon. Toch waait er altijd iets mee dat niet terugkomt.

Vandaag ligt Plakias stil en woelig tegelijk. Ik leun tegen de lucht, alsof die een muur is. Veerboten blijven weg, de golven staan schuin op hun eigen lijn. Het rumoer van de elementen laat een kalmte achter die bijna weegt.

De oude Grieken vertelden dat Zeus, toen de aarde zinderde, Boreas riep om Kreta te koelen. De noordenwind vond zijn weg door smalle kloven, waar hij werd samengeperst tot storm. Aan de zuidkust schoten de golven overeind, wit van schuim; een geschenk dat te uitbundig werd uitgepakt.

Ik hoor de Meltemi anders. Niet alleen als natuurkracht, maar als stem die het moment leeg veegt en tegelijk vult. Soms lijkt hij me op te tillen, soms neer te zetten om me iets later compleet omver te blazen. En als de wind blijft, blijft ook iets van mij hier, op deze plek die woelt en wacht onder een hemel die nooit stilstaat.