‘Huh? En waarom dan wel niet?’, verstoord kijkt Jozef op.
Hij is moe en er voorlopig wel klaar mee ook. Drie dagen lang is hij nu al onderweg. Samen met Maria, zijn hoogzwangere vriendin. Een zwangerschap waar hij part nog deel aan heeft.
‘Nou ja, u wel, maar die ezel mag de stad niet in. CO2 uitstoot, weet u wel?’, het klinkt bijna triomfantelijk dat laatste.
Jozef haalt moedeloos de schouders op en maakt een beweging die laat zien dat hij Maria van de ezel wil helpen.
‘Niks ervan’, klinkt het fel uit Maria haar mond. ‘Waar slaat dat op? Waarom mogen die drie gasten voor ons op hun vette kamelen er wel door dan? Moet je kijken wat ze allemaal bij zich hebben. Is het omdat ze rijker zijn en daardoor meer macht? U discrimineert ons!’. Haar ogen spuwen vuur.
Jozef houdt zijn hart vast. Hij kent deze kant van haar. Op het eerste gezicht is Maria een lief meisje van zestien jaar. Zo is ze ook altijd in het dorp waar ze vandaan komen gezien. Totdat ze negen maanden geleden zwanger werd en de dorpelingen er lucht van kregen.
Hoe meer er geroddeld werd en mensen haar op een brute manier lieten merken wat ze van haar vonden, hoe meer Maria haar hoofd omhoog hield.
Jozef verdacht haar ervan dat ze bewust de drukte opzocht in die tijd. Gewoon met haar zwangere buik, met een trots gezicht en haar beide handen om haar dikke buik, in de rij ging staan bij de slager.
Even moet hij grinniken; toen was het nog een rij, inmiddels door de exploderende vleestax is er geen mens meer die vlees eet. Als oerconservatieve veganist voelt dat wel als een leuke bijkomstigheid van de huidige crisis.
Maar nu ziet hij een conflict aankomen waar hij geen trek in heeft.
‘Kom op Maria, dat laatste stuk lopen we wel.’ Tegelijk steekt hij zijn hand uit en helpt hij Maria van de ezel.
‘Kan ik dat beest hier laten staan?’
‘Nou ja dat kan wel maar dat kost u een vermogen aan zorgtoeslag voor de stalling. Beter kunt u hem afstaan. U betaalt ons een klein bedrag, de zogenoemde afvalheffing en dan is hij van ons.’
Jozef haalt zijn schouders op. De afgelopen tijd heeft hij geleerd om niet meer in te gaan op de bespottelijke manier van samenleven. Hij zorgt alleen nog voor wat in zijn eigen bubbel zit. De rest is te ingewikkeld geworden. Het lijkt ook wel dat de rest het allemaal niet kan schelen.
Hij betaalt zijn heffing, aait de ezel nog een keer over zijn kop en geeft het touw aan de boa.
‘Zijn er nog wel hotelkamers beschikbaar in de stad?’
‘Ha nee, die zitten propvol met feestvierders. Er komt een belangrijke voetbalwedstrijd aan.’
Oeps, daar heeft hij niet op gerekend. Hij gebaart naar de duidelijk zichtbare zwangere buik van zijn vriendin en vraagt: ‘En ziekenhuizen? Waar vinden we die?’
‘Die hoef je niet te proberen. We hadden er drie, eentje is over de kop gegaan en de andere twee zijn gefuseerd. Tijdelijk zitten ze helemaal dicht, ze zijn bezig met een nieuw beleidsplan voor de komende jaren.’
‘Nou ja zeg, nou wordt ie helemaal mooi’, even kijkt hij peinzend naar de grond. Dan klaart zijn gezicht op: ‘De kerken!’ roept hij. ‘Bethlehem heeft zoveel kerken, daar kunnen we vast terecht.
Weer schudt de boa zijn hoofd: ‘Weinig kans, door de enorme belasting op haardblokken, zitten ze dicht. Kost teveel om ze te verwarmen.
‘Kom schat’, Maria pakt hem bij zijn arm. ‘Het komt vast goed, we lopen gewoon achter die rijkelui met hun kamelen aan. Waar zij heengaan is vast nog wel een plekkie voor ons.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten