vrijdag 31 december 2021

Oud jaar


Over mijn geluksmoment in het afgelopen jaar kan ik blijven denken. Niet omdat deze moeilijk te vinden was. Er waren er veel.

De aarde verwelkomde elke dag mijn blote voeten. De zon kwam de meeste morgens op in een belovende ochtendschemer. Op regenachtige dagen werd mijn wereld soms een druppel om in te wonen.
De mooiste dagen waren vol met mist. Alles wat hoekig en scherp was, werd afgerond of opgelost in een zee van nevelsluier.
Het bos bleef bos. Een plek waar bomen ruimte gaven en mij wezen naar de hemel. Stukken woud bestaand uit majestueuze beukenbomen. Oerbossen van knoestige eiken met takken die zelfs zonder wind altijd leken te dansen. Slingerpaadjes brachten me naar bosranden die uitkeken over heidevelden.
Lage dennenbossen die beschutting boden aan wilde varkens. Grasveldjes met reeën en edelherten. Boven mijn hoofd een buizerd die zijn eindeloze kringen maakte.
Er waren ook mensen. Ik ontving liefde. En mocht liefde geven. Het was, terugkijkend, niet de intensiteit of de diepte die me het meest raakte, maar het onvoorwaardelijke. Geliefd worden en de ander liefhebben, om wat je bent en wat de ander is, hoe dan ook.
Mijn geluksmoment lag daar, in dat onvoorwaardelijke.
Het was op een dag dat ik op de terugweg was van een afspraak in één van de noordelijke provincies. Al rijdend op de snelweg belde ik hem en vroeg of hij de koffie klaar had.
Dat had hij niet maar hij kon er wel voor zorgen vertelde hij. Een halfuurtje later stond ik voor de deur van zijn aanleunwoning. Op mijn aanbellen volgde geen reactie. Na een paar pogingen belde ik hem op en kreeg een in-gesprek-toon.
Ik besloot om het complex te lopen en keek even later via de glazen veranda-deur naar binnen. Hij zat in de bruinleren leunstoel midden in de kamer. Zijn blik was gericht op de tafel voor hem. Daar lag op de opengeslagen krant, een bril en de telefoon. Daarnaast een scheerapparaat.
Na een paar tikjes op het glas, stond hij op, zag me en liet me binnen.
Een blik op het aanrecht liet me zien dat de koffie nog gemaakt moest worden. Nadat we deze samen gezet hadden, dronken we ons eerste bakje op.
Ik vertelde hem dat zijn telefoon het niet deed. Hij keek me aan en bukte. Hij pakte zijn scheerapparaat en duwde zelfverzekerd op de aan- en uitknop. Een laag gezoem vulde de stilte van de kamer. Hij keek hij me triomfantelijk aan en sprak: ’Hij doet het’.
Even liet hij het apparaat doorrazen alsof hij zijn woorden kracht wilde bijzetten. Voor mij was dat niet nodig. De blik van pure tevredenheid die ik bij hem gewaar werd, was nieuw voor me.
Ik zag een diep gevoel van geluk dat zijn apparaat het deed. Niets van een ongelijk over mijn opmerking, niets van een wereld te slim af zijn. Alleen een allesoverheersend gevoel van dat het allemaal klopte. En hij deelde dat met mij. Een liefdestaal van onvoorwaardelijkheid. Zijn telefoon deed het gewoon. Al kon ik hem niet meer bereiken, hij kon nog steeds bellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten