zondag 8 november 2020

Avonddauw

Avonddauw
Ze kwam bij de bosrand aan en sloeg het pad in dat zich tussen bos en akkerland door slingerde. Onder de oude eiken die hun horizontale takken wijd over het net overgestoken maisland staken, voelde zij zich beschut en veilig.
Na een paar honderd meter ging ze zitten op een omgewaaide boomstam. De ruwe bast prikte door haar te dunne broek voor deze tijd van het jaar. Toch voelde het fijn aan.
Ze keek over de velden waar een dichter wordende mist opsteeg uit de grond. De toppen van sommige schrikdraadpalen waren hier en daar nog zichtbaar. Ze dreven als kleine alpinopetjes op de witte nevel. De lucht sloot zich en veegde aan haar horizon de laatste bloedrode strepen uit.
In de verte dansten de daken van veld- en andere schuren. In tegenstelling tot anders riepen ze haar niet terug. Alles bleef op afstand.
Zonder dat ze er erg in had, viel ze zittend in slaap.
Langzaam werd haar hoofd te zwaar en viel ze met haar bovenlichaam opzij. Ze werd opgevangen door een arm en schouder naast haar. Terwijl ze half hangend bleef liggen, opende ze de ogen.
Zijn gezicht, dat vaag aftekende tegen een donker wordende hemel, herkende ze op hetzelfde moment als dat ze zijn reuk thuis bracht. Of eigenlijk bracht die reuk haar thuis. Een arm voelde ze over haar rug naar boven gaan, waarna ze zijn hand op haar schouder voelde.
'Papa', sprak ze.
'Mijn meisje', klonk de stem naast haar. Nog even zwaar en zacht als dat zij zich het herinnerde.
Nu vielen haar ogen niet dicht maar sloeg zij ze zelf neer. Tegen hem aan leunen was genoeg.
Zo zaten ze daar. Een minuut werd een leven en andersom. Alle vragen en verhalen hoefden niet meer. Zonder woorden wisselden ze uit wat er te weten viel.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten