donderdag 26 maart 2020

Eentje is teveel en duizend niet genoeg


Vanmorgen heb ik een paar oproepen gemist. Ze zijn anoniem; dus terugbellen gaat niet. Het gebeurt me vaker maar deze keer zitten ze me niet lekker. Het voelt als een opluchting dat de volgende anonieme oproep komt terwijl ik in de auto zit.
' Hallo met Arjan', neem ik op met een druk op de handsfree knop.
Het blijft even stil. Dan volgt er een aarzelend 'hoi'.
' Hoi, met wie?'
'Euh, met Roel.'
'Ha Roel, zeg het eens!
'Ik zat jaren geleden naast je in de Stay-Clean groep.'
Het kwartje valt onmiddellijk en in mijn gedachten zit ik in één keer tien jaar terug in de tijd. De Stay-Clean groep was de wekelijkse meeting van mensen met een verslaving. Grotendeels bestond de groep uit mensen die net uit de kliniek kwamen.
Elke dinsdagavond zaten we met een groep van een man of tien bij elkaar. Meestal alleen mannen. 
Wat op mij de meeste indruk maakte, was de opening. We begonnen met een rondje waarbij iedereen zijn voornaam en verslaving noemde.
Nog steeds, ik kom nog wel eens bij zo'n soortgelijke meeting, kan het me ongelooflijk raken als ik hoor: Ik ben Jan, alcoholverslaafd, ik ben Rick, cocaïne-verslaafd en ik ben Jesse, pornoverslaafd. Telkens gevolgd door een begroeting van de hele groep.
Persoonlijk geloof ik dat een mens meer is dan zijn verslaving, maar hier op zo'n moment wordt de mens teruggebracht tot zijn probleem.
Ik herinner me ook Roel weer. Alcohol.
“Ha die Roel, dat is lang geleden! Hoe is het?’, is het eerste dat ik kan bedenken.
‘Nou, niet zo goed. Ik mis de meeting.’
‘Ga je er nog steeds heen dan?’, ik hoor mezelf deze stomme vraag stellen.
‘Ha ja nog steeds’, hier aarzelt de stem die door de speaker klinkt even. ‘Niet helemaal’, vervolgt hij ‘Ik ben er drie jaar niet geweest. Maar sinds een jaar of twee kom ik er weer wekelijks.’
Ik hoor aan zijn stem dat het niet handig is om naar die drie jaar te vragen. In ieder geval niet nu.
‘Maar met die corona, zijn alle meetings afgezegd. Ik heb nog gekeken in een andere plaats hier vlakbij. Er is er geen één meer die doorgaat.’

Inmiddels rijd ik over een dijk met aan de ene kant water en aan de andere kant een weiland vol met schapen. Op de eerste parkeerplaats stop ik en neem de telefoon in mijn hand. Het voelt wat meer privé om zo met hem te bellen.
Onder aan de dijk zit iemand in zijn eentje op een stoeltje naar zijn hengel te kijken.
Roel vertelt me over zijn kinderen die al een paar jaar niet meer thuis wonen. Hij maakt zich er zorgen om. Zijn dochter woont in een studentenhuis met  een stuk of zes bewoners. Roel is er niet gerust op dat ze voorzichtig genoeg is.
Dan vertelt hij over zijn vrouw die in het ziekenhuis werkt. Als ik naar hemzelf vraag, vertelt hij hoe hij thuis zit. Een paar jaar geleden heeft hij de overstap naar het onderwijs gemaakt. Daar hij een technisch vak geeft, heeft hij thuis weinig voor school te doen. Het grootste gedeelte van de dag volgt hij het nieuws en zapt van het ene kanaal naar het andere.
Eergisteren heeft hij bij de slijterij van de supermarkt een fles wodka gehaald. Gekocht met de gedachte om toch iets in huis te hebben als het nog erger wordt. Hij heeft zichzelf beloofd dat hij er af zou blijven. Dat is een dag gelukt.
Gisteravond heeft hij de fles achter de wasmachine tevoorschijn gehaald. Er eerst een uur naar gekeken en toen zichzelf één glaasje beloofd. Een uur later was de fles half leeg.
Roel was naar bed gegaan voordat zijn vrouw thuiskwam. Ondanks dat hij wist dat je wodka niet kan ruiken was hij met de rug naar het midden gaan liggen.
Vanmorgen was hij met knallende koppijn wakker geworden. De plek van zijn vrouw was leeg. Toen hij uit bed stapte, voelde hij papier onder zijn voet. Het was een wit vel waarop geschreven was. Het handschrift van zijn vrouw. ‘Jammer Roel, je maakt me verdrietig’ , stond er. Ernaast lag de halfvolle fles wodka.

En nu heb ik hem aan de telefoon. Hij vertelt me hoe hij de meetings mist, hoe ze zijn week bepalen. Het weekend is altijd moeilijk voor hem, maar normaal kan hij dan uitzien naar de dinsdagavond. Plus dat diezelfde avond hem door de rest van de week helpt.

Mijn gesprek met Roel duurt nog even voort. Dan maken we een nieuwe belafspraakje.

Voor het eerst besef ik dat er waarschijnlijk honderden mensen zoals Roel vrij stuurloos ronddobberen. Je belt niet zo snel een andere hulplijn om te zeggen dat je de meeting met andere ex-verslaafden mist. Of te zeggen dat je van het pad dreigt te raken.
De zorgen om wat er om je heen gebeurt, het lot van familie of vrienden, de onzekerheid over je toekomst; allemaal ingrediënten die iemand makkelijk kunnen terugduwen in oud gedrag.


Kunnen we naast alle andere goede dingen ook een beetje uitkijken naar de Roels in ons leven?  Enneuh, als je zelf een Roel bent; pak die telefoon en bel iemand. Desnoods iemand die tien jaar geleden naast je zat. Misschien heeft die jou wel net zo hard nodig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten