Hij was een jaar of twintig, een open gezicht met een zwarte kuif
erboven en gekleed in een modieuze halflange jas daaronder een strakke bloes en
een zwarte spijkerbroek.
Hij zag eruit alsof hij precies
wist wat er op dit moment te koop was. Alleen zijn ogen stonden anders. Die
keken mij aan met een blik alsof ze zeggen wilden: 'Toe maar, zeg maar dat het
nu niet uitkomt, dan ben ik weg.'
Natuurlijk zei ik dat niet. We hadden twee keer onze voorstelling
gespeeld en waren wat aan het uitblazen in de grote gemeenschappelijke ruimte. We
zaten aan het uiteinde van een lange tafel, mijn tegenspeelster, onze technicus
en ik.
Bij de voorstelling van vanavond zaten er ruim driehonderd
jongeren in de zaal. Die meer dan een uur ademloos gekeken en geluisterd
hadden. Daarna met hun vragen kwamen.
Iemand die vroeg: 'Wat moet ik met een beste vriend die verslaafd
is?'
Een ander die zei: 'Waarom bent u verslaafd geraakt?'
Of: 'Wat vonden uw kinderen ervan dat u naar een kliniek ging?'
En één die heel vaak terugkomt: 'Komt u wel eens in de verleiding
om weer te gaan gokken?'
Allemaal mooie vragen die een eerlijk en duidelijk antwoord
verdienden.
Dan heb je misschien wel de sterren van de hemel gespeeld, ik denk
dat we dat deden, je geeft je zelf dan ook helemaal leeg. Juist met het
beantwoorden van de vragen.
Maar nu deze jongeman. Aarzelend stond hij tegen het hekwerk, iets
verderop stond een andere jongen. Hij leek mee te luisteren maar ik kon niet
goed zien of hij bij jongeman nummer één hoorde.
'Kom erbij en stel je vraag', zei ik tegen de vraagsteller.
Hij ging naast onze technicus zitten. Nummer twee, sproeten, blond
en hooggesloten jasje, kwam tegen de tafel leunen, iets verderop.
'Brand eens los', moedigde ik de zwarte kuif aan.
Hij keek me aan, ademde in en zei: 'Kan iemand christen zijn en
verslaafd?'
Zo, die was eruit, zag ik bij hem. Hij ging achterover zitten met
een blik alsof hij het antwoord al wist.
'Wat denk jezelf?' vroeg ik hem.
"Nee dat kan niet, iemand kan geen twee heren dienen.'
'Waarom niet?'
'Nou ja, als je bekeerd bent dan doe je geen zonde meer.'
'Ha, dus dan word je heilig?' vroeg ik met een glimlach.
'Nou nee dat ook niet, maar je blijft dan geen zonde doen. Als je
verslaafd bent, dan blijf je bezig. Elke keer gaat het dan opnieuw mis.'
'Dus dan geldt de regel van zeven keer zeventig maal vergeven
niet? Jezus geeft dat wel als opdracht aan ons maar doet dat zelf niet?'
'Maar dat is dan mooi makkelijk, je weet dat het weer fout gaat,
dat het niet moet en dan doe je het toch? En dat vindt Jezus goed?' hij keek me
ongelovig aan.
'Nou nee, maar ik denk dat Hij het wel zou snappen dat je naar
iemand toe zou gaan om hulp, aangeven dat je wilt stoppen met verkeerde keuzes
maken. Verslaving
is ook een ziekte. Dan is een beetje hulp vragen niet gek. Al begin je maar
door het aan één iemand te vertellen.' vervolgde ik.
Ergens tijdens het verhaal was
'iemand' ineens veranderd in de vraagsteller. Hij vond het blijkbaar niet erg.
Zat op de rand van zijn stoel nu.
Zijn vriend bleef nog steeds iets op afstand staan, de ietwat
gereserveerde blik had plaatsgemaakt voor een begin van een glimlach.
'Ja maar fout is fout en ik denk dat zonde ook gewoon fout is. Er
staan toch heel veel wetten in de Bijbel over wat goed en fout is.' Zijn
stelligheid maakte plaats voor ontvankelijkheid.
'Ja dat klopt en toen kwam Jezus die alles oploste met liefde.
Leven in liefde. Niet alleen voor een ander maar ook voor jezelf. En als dat
niet lukt? Dan probeer je het morgen opnieuw. Ik denk als we echt leven in
liefde dat de rest dan vanzelf wel komt of goed gaat.'
Hij bedankte me en met een schouderklop vertrok hij samen met de
andere jongeman.
De volgende morgen ging ik een rondje hardlopen. Ik raakte buiten
het terrein van het conferentiecentrum.
Boven het kanaal naast het voetpad zag ik de zon opkomen.
Na nog een bocht liep ik een stelletje achterop. Ze liepen hand in
hand. 'Best wel vroege romantiek', flitste door me heen.
Ik haalde ze in en op mijn goedemorgen kreeg ik zo'n enthousiast
'goeiemorgen' terug dat ik me even omdraaide. Ik keek in een vrolijk
sproetengezicht en tegen een ander gezicht dat voorzichtig een begin van een
lach liet zien onder een grote zwarte kuif.
Het waren de jongemannen van gisteravond. Het eerste uur liet
het mij niet meer los. Ik herhaalde het gesprek van gisteravond. Probeerde te
bedenken waar ik verslaving in verband gebracht had met liefde voor hetzelfde
geslacht. Ik kon het niet bedenken.
Ik was mijn snelheid kwijt. Het
laatste stuk wandelde ik in plaats van hardlopen.
Bij de poort aangekomen knoopte ik een losgeraakte veter vast.
'Nog bedankt voor gisteravond', ik keek op en zag niet de zwartgekuifde, wel de
sproetige mij aankijken. 'Niet alles was fijn om te horen, maar leven in
liefde, daar gaan we voor.'
Ik trok met één knie op de grond mijn veter aan en keek ze na. Nu
liepen ze hand in hand het terrein op. Ik had dus toch twee heren gediend. En
was er best blij mee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten