vrijdag 10 april 2020

Emmaüsgangers voor Goede Vrijdag

'U weet dat ik een kort lontje heb toch?' 
De vraag komt van Joost, een oud-leerling van me. Ruim tien jaar geleden zat hij in mijn mentorklas.
'Ha ja, weet ik nog, hoewel dat in de klas wel meeviel. Wel herinner ik me dat je overal op reageerde. Vooral ook op zaken die niet rechtstreeks met de les te maken hadden.'
'Ja dat was het leukste, hoewel jij wel meeviel', zegt Joost grijnzend. 
Tja, vooral dat laatste is grappig. Veel (oud)leerlingen zien dit als het geven van een heel groot compliment.
Binnen een paar minuten zijn we weer net zo vertrouwd met elkaar als vroeger. Inmiddels slaan we een klein paadje in. Ik kan het niet laten om te stoppen voor een foto. 
Joost die schuin achter me stopt; ook wij houden ons aan de anderhalve meter, zegt half lachend 'de smalle weg'. 
Terwijl ik mijn mobiel opberg vraag ik hem wat dit voor hem betekent.
Wat nu volgt is een gesprek over hoop en verwachting. Hij vertelt me hoe hij een bestaan heeft opgebouwd in de entertainment-industrie.
Hoe hij Europa doorreist om zijn passie en verlangen te volgen om mooie muziek te maken.
Waar hij naar eigen zeggen met volle teugen geniet van alles wat dit hem brengt.
Daarnaast hoor ik van verslaving en verwoesting. Hoe het hem ondanks kliniek en hulp van derden niet geheel lukt om verslavingsvrij te leven. Wel heeft hij een voor hem begaanbaar pad gevonden. Maar helemaal clean dat lukt niet echt. 'Ik ben geen heilige hé!'
Ik merk aan zijn stem dat het hem raakt als hij me vertelt over stomme dingen die hij gedaan heeft. Hij is hard voor zichzelf. 

Hij praat over afwijzing en veroordeling. Hoe mensen dicht bij hem meerdere malen zeggen dat ie opgroeit voor galg en rad. Vaak iets over hel en vuur er bij zeggen. Een familielid die hem al zijn zonden kan opsommen, en dat ook regelmatig doet, maar op de vraag van Joost om beide opleidingen te noemen waar hij de laatste jaren voor geslaagd is, het antwoord schuldig blijft. De stem van Joost is hier eerder verdrietig dan verbitterd.

Hij voelt zich een eenling in een gemeenschap die al wel zo'n beetje met hem afgerekend heeft.
Het helpt hem niet om dat kleine beetje geloof (zijn woorden) vast te houden of er een vorm voor te vinden.
Bijbel lezen is hij mee gestopt; 'ik kan niet zo goed lezen, dat weet u toch nog wel?' Meer dan zijn antwoord raakt me zijn terugkeren tot de 'u-vorm'; blijkbaar ben ik hier weer zijn leraar. Dit maakt me nog voorzichtiger met mijn antwoord.
'Maar bidden doe ik nog wel. Elke dag.' De toon houdt het midden tussen een triomf en een verontschuldiging.
'Wat bid je?'
'Nou ja, meestal begin ik met "Hier ben ik weer", en in 't weekend als ik er een beetje ene potje van gemaakt heb, zeg ik er vaak achteraan "U zult me wel niet verwacht hebben nu".  
De rest gaat verloren in de wind die ver het water komt en de net beginnende rietkraag doet buigen.
We lopen verder. Na een halfuurtje zijn we bij de plek aangekomen waar we weer uit elkaar gaan. Onze auto's staan geparkeerd voor een gebouw waar met grote letters 'Ark' op staat. Natuurlijk moeten we iets zeggen over de eerste dronkelap. 
Gelukkig valt er ook iets te zeggen over de plek er naast. Daar hangt een levensgroot kruis.    



Geen opmerkingen:

Een reactie posten