dinsdag 26 november 2019

Helen

Daar stond hij. Vale broek met  smalle pijpen in een tijd dat brede pijpen in waren. Zijn jas was verschoten en tot aan zijn kin dicht geritst.
Daarboven een bleek ietwat nietszeggend gezicht met haar dat veel te netjes was geknipt.
Elke pauze stond hij in de hoek tussen gymlokaal en stookhok.  Hij stond precies tussen twee grote hoge ramen in. Heel veel kleine ruitjes die met stopverf in hun sponningen zaten. Hier en daar was wat stopverf afgesprongen en keek je tegen de rand van het glas aan. De muren eromheen boden beschutting tegen de elementen.
Niet die van regen, wind en hagel. Die waren niets vergeleken bij de minachtende blikken die hij kreeg. De verachting die hij voelde.  Of de woorden die ze hem toevoegden en soms was het zwijgen nog erger.
Vandaag hing er meer in de lucht. De meidengroep had het op hem voorzien. De hele morgen al. 
Gelukkig was zij erbij.  Het zwartharige meisje waar hij zo gek op was. Natuurlijk had hij hier nooit wat over gezegd, dat hoefde ook niet. Ze was er. Dat was genoeg. Elke keer als hij haar zag werd zijn hart een beetje zachter en de dag wat warmer.
Nu stond ze voor hem. Met de andere meiden om haar heen. Ze hitsten haar op. Schreeuwden en joelden tegen haar. Dat als zij niet durfde, ze laf was. Dit ging een tijdje door.
Hij keek haar aan. Zag in haar ogen de aarzeling, de goedheid om niet te willen ook de menselijkheid om toe te geven. Hij knikte zacht. Klaar om te ontvangen. 
Ze haalde uit. Hij ontving. Bloed vloeide. Iedereen juichte. 

Er waren er maar twee die met pijn weggingen in dit verhaal, begreep ik dertig jaar later op een soort huisbezoek. Het zwartharige meisje was vrouw geworden. Met een leven dat zijn mooie en zijn ingewikkelde kanten had. 
Ze hield haar handen de eerste helft van het gesprek dichtgeknepen, de tweede helft ondersteunde ze haar hoofd ermee.  
'Heb je ooit nog iets van hem gehoord? Of over hem?' vroeg ik.
'Nee, ik denk er nu pas weer aan, Al die jaren niet mee bezig geweest. Maar nu ik er aan terugdenk vind ik het best heel erg. Als ik zie hoe ik me herinner dat een aantal meiden in mijn klas mij negeerder, wat moet dit dan wel niet voor die jongen zijn geweest.' Spijt klonk een beetje door in haar stem.
'Ook ben ik wel benieuwd hoe het nu met hem is. Of hij er nog last van gehad heeft of gewoon zijn leven opgepakt heeft en verdergegaan zonder om te kijken. Of iets er tussen in.' vervolgt ze.
'Maakt het uit? 'vraag ik. "Maakt het echt uit of het hem wel of geen schade heeft berokkend? Maakt het uit of jij meer of minder sorry zegt naar gelang hij er meer of minder schade van gehad heeft?' 
Ik zeg plompverloren zo midden in het gesprek, tegen al mijn eigen regels, betreffende te snelle adviezen, in:  'Zoek hem op en maak het goed.'
Dit is de zin die nadien ook een beetje bij mezelf is gaan resoneren. Natuurlijk was ik blij toen ik later hoorde dat ze hem aan het zoeken was. Misschien ook gevonden en inmiddels een eerste lijntje digitaal had uitgegooid.
Maar meer nog hield het mijzelf bezig; de gedachte om op te zoeken en goed te maken. Veel van wat fout ging, is een soort van onherstelbaar maar er is genoeg om terug te gaan, op te zoeken en goed te maken.
Wat haal ik dat vaak door elkaar met gelijk hebben of krijgen. Waarom niet gewoon er naar toe?  Mijn verontschuldiging niet laten afhangen van de mate waarin de ander last gehad heeft van mijn gedrag. 
Nee, gewoon zeggen dat ik fout was, de hand uitsteken en zodoende de ander de gelegenheid bieden om te vergeven en verder te kunnen.
Misschien wordt de wereld er best een stukje mooier van. Voor die ander én voor mijzelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten