Het café
Soms zwijgen ze samen. En dat is genoeg. Zullen we zwijgen is te koop bij de lokale boekhandel en via uitgeverijtoon.nl
Het café
Ik loop waar de mist
de bomen voorzichtig uitgumt,Het pad is een vraag
zonder vraagteken,
bedekt met natte bladeren
die knisperen als oude brieven
die niemand meer leest.
Een hek blijft halfopen staan,
alsof het mij nog iets wil zeggen
maar het woord vergeten is.
Hier mag je door,
hier moet je terug
het verschil doet er vandaag niet toe.
Mijn adem hangt even stil
tussen stammen en stilte.
Elke stap klinkt te hard
in een wereld die fluistert
dat blijven ook een vorm
van vertrekken is.
De mist weet alles,
maar vertelt niets.
Ik loop,
het is genoeg.
De uiterwaarden
De Grebbeberg
#1 De parkeerplaats
Zo heet het vandaag nog steeds. Een dag waarop kerken bloemen en fruit op het altaar zetten, waarin gebeden wordt voor boeren en arbeiders, waarin woorden als ‘zegen’ en ‘vruchtbaarheid’ klinken. Ooit een vanzelfsprekendheid: God danken voor wat de aarde geeft, en voor wat onze handen tot stand brengen.
Maar ik vraag me af: waarvoor danken we precies?Mijn boek is naar de drukker
‘Zullen we zwijgen’ is naar de drukker.
Een zinnetje dat ik al wilde schrijven, en dat nu opeens echt is. Er ligt een boek. Met een omslag dat ademt wat het verhaal probeert te zeggen: stilte, schaduw, nabijheid. En met woorden die eindelijk hun plek hebben gevonden.
Vanmorgen stond ik op de dijk tussen Wemeldinge en Kattendijke, het water stil als adem tussen eb en vloed. Aan de overkant schemerde de Zeelandbrug, een streep tussen lucht en tijd. En daar, plots twee bruinvissen. Hun ruggen braken het oppervlak als gedachten die even bovenkomen, dan weer verdwijnen.
Ze speelden, leek het. Of oefenden ze, zoals wij, in blijven ademen onder veranderende luchten. Ik keek, vergat de verkiezingsuitslag, en dacht: misschien is dit het enige dat werkelijk stemt; dat op en onder, dat komen en gaan.
De zee weet niets van meerderheden. Alleen van golfslag, van ritme. De bruinvissen doken weer onder. Wat bleef, was de melancholie van eeuwig op en ondergaan.
Onze buurt heeft een WhatsAppgroep. Dat klinkt gezelliger dan het is. In theorie
Deze week liep het spaak op een kat. Een dode kat, om precies te zijn.
‘Is misschien kat van deze buurt?’ schreef iemand nog voorzichtig.
‘En dat moet in de app?’ vroeg een ander, alsof de dood zelf spam was.
De ironie, merkte iemand fijntjes op, is dat inmiddels de helft van alle berichten in de app juist over de app gaat.
En dus gebeurde wat altijd gebeurt: iemand maakte een nieuwe groep aan.
Hier doen we het samen, voor én met elkaar! stond er plechtig bij.
Binnen vijf minuten klonken de eerste duimpjes, gebeden en zuchten van opluchting.
Eindelijk rust. Eindelijk duidelijkheid.
Tot iemand vroeg: ‘Welke onderwerpen zijn in deze nieuwe groep de bedoeling?’
Misschien is dat wel het mooiste van dit alles. Hoe klein we zijn in ons samen proberen. Hoe we struikelen over poezen en principes, terwijl we eigenlijk allemaal gewoon bij willen dragen: een beetje veiligheid, een beetje zorg, een beetje betekenis in die paar honderd meter straat.
De buurtapp is onze spiegel.
We willen gemeenschap, maar zonder teveel geluid.
We willen betrokkenheid, maar wel in de juiste categorie.
We willen vrede, maar niet met te veel berichtjes.
En ondertussen verdelen we onszelf over twee groepen:
de ene voor veiligheid, de andere voor menselijkheid.
Zo houden we het overzichtelijk.
Het gesprek tussen Eva Jinek en Chris Stoffer over de abortuscampagne van de SGP had een kans kunnen zijn. Een kans op een open gesprek over leven, verantwoordelijkheid en morele keuzes in een samenleving die vrijheid hoog in het vaandel heeft. Maar in plaats daarvan werd het een ongemakkelijk toneelstuk waarin één rol al geschreven was, die van de schuldige.
Vanaf het begin was duidelijk dat Eva niet kwam om te luisteren, maar om te vellen. Ze begon scherp, met de stelling dat de SGP abortussen terug wil brengen tot nul. Ze bleef daarop hameren, alsof dat het enige was wat er te zeggen viel. Terwijl Stoffer herhaaldelijk probeerde uit te leggen dat de campagne juist bedoeld was als oproep tot bewustwording.
“Iedereen weet hoe wij erover denken", zei hij. “Maar we willen het hebben over onze campagne, over het gesprek dat we met de samenleving willen voeren."
Telkens antwoordde Eva:
"We gaan het zo over de campagne hebben." Maar dat gebeurde niet. Ze ging door over het standpunt, over verbieden, over schuld. Niet over de inhoud van de campagne, niet over het appel op reflectie, maar over de tegenstelling die ze zelf had geconstrueerd.
Toen het over onderzoeken ging, werd het pas echt wrang. Eva suggereerde dat de SGP cijfers over abortus had verdraaid. Ze sprak over misleiding en framing, maar vroeg niet dóór. Het werd geen gesprek over bronnen, over feiten of over interpretatie, het werd een insinuatie zonder ruimte voor toelichting. Stoffer probeerde nog uit te leggen waar hun cijfers en conclusies vandaan kwamen maar werd afgekapt. De toon was niet:
“Hoe zit dat precies?", maar: “U speelt met de waarheid." Daarmee viel het laatste restje openheid weg.
Het gesprek gleed af naar iets ongemakkelijks. Steeds als Stoffer probeerde iets te zeggen over de menselijke kant van hun boodschap, viel Eva hem in de rede. Ze stelde vragen die meer leken bedoeld om te ontregelen dan om te begrijpen.
En toen kwam het moment dat voor mij de grens overschreed.
Eva vroeg: “U heeft drie dochters, stel dat één van hen wordt verkracht, zou u haar dan verbieden om een abortus te nemen?” Het was geen vraag meer, het was een aanval, verpakt als hypothetische zorg. Het was persoonlijk, indringend en onnodig confronterend.
Je zag aan Stoffer dat hij geschrokken was, maar hij bleef opmerkelijk rustig: "Ik verbied ze niets. Maar ik blijf geloven dat elk leven waarde heeft."
Dat moment raakte mij. Niet omdat ik vind dat Stoffer gelijk heeft, maar omdat ik zag hoe makkelijk een interviewer persoonlijke integriteit opzij kan schuiven voor effect. Er zat iets kils in die vraag. Alsof zijn liefde voor zijn dochters, zijn geloof, zijn menselijkheid allemaal verdacht waren. Alsof het gesprek niet meer ging over overtuigingen, maar over de vernedering van degene die ze heeft.
Het werd pijnlijk om te zien hoe vaak Stoffer probeerde terug te keren naar het onderwerp. “We willen bewustwording creëren" zei hij nog een keer. “We willen het gesprek openen, niet sluiten." Maar Eva luisterde niet. Ze zei weer: We gaan het zo over de campagne hebben, en draaide terug naar dezelfde aanklacht: dat de SGP abortus naar nul wil brengen.
Wat overbleef was een gesprek zonder adem. Geen journalistiek interview, maar een publieke schrobbeurt. Eva leek niet geïnteresseerd in uitleg of nuance, alleen in bevestiging van haar gelijk.
De journalistiek hoort te vragen, niet te vellen. Een goede interviewer stelt scherp, maar met respect. Laat ruimte, zelfs waar ze het fundamenteel oneens is. Want het publiek ziet alles. Het voelt of iemand eerlijk probeert te begrijpen, of alleen bezig is met winnen.
Het ergste is dat daarmee het gesprek zelf verloren gaat. En juist dat gesprek, die botsing van waarden, is de zuurstof van een democratie.
Misschien begint echte vooruitgang niet bij gelijk krijgen, maar bij de moed om te luisteren.
Tussen mijn eerste en tweede roman zat vijf jaar. Vijf jaar van schrijven, schrappen, zwijgen en weer beginnen. Niet omdat het verhaal niet wilde komen, maar omdat ik moest leren luisteren naar wat het werkelijk wilde zeggen.
Literaire fictie maken over thema’s als familiegeheimen,
misbruik en suïcidaliteit is balanceren op een dunne draad. Te veel uitleg, en
je verliest het verhaal. Te weinig, en de lezer voelt zich buitengesloten. Ik
wilde een roman schrijven die dichtbij komt zonder te oordelen, die niet
uitlegt maar laat voelen. Waar pijn niet benoemd hoeft te worden om aanwezig te
zijn.
Soms schreef ik dagenlang niets, omdat één zin te veel
vertelde. Dan wist ik: ik had de stilte niet genoeg gerespecteerd. Andere keren
moest ik de moed vinden om dóór te schrijven, waar ik liever was gestopt.
Vijf jaar lang heb ik gezocht naar woorden die iets bewaren, in plaats van iets veroordelen. Die kwetsbaarheid niet exploiteren maar erkennen. Dat betekende soms afstand nemen voor verder te gaan. Het was soms ingewikkeld om mijn personages hun eigen weg te laten gaan
Schrijven over de donkerte vraagt dat je haar niet temt.
Maar ook dat je haar niet verheerlijkt. Ik heb geprobeerd het ongemak te laten
bestaan. In toon, in ritme, in adem. Zodat de lezer kan blijven lezen, ook als
het pijn doet.
Uiteindelijk is Zullen we zwijgen een boek geworden
over dat precieze spanningsveld: tussen zwijgen en zeggen. Tussen zien en
wegkijken. Tussen het verleden en het nu.
En misschien was het dat wat die vijf jaar nodig hadden: de tijd om te leren
dat het niet gaat om wat er allemaal verteld wordt, maar om wat er eindelijk
gehoord mag worden.