Negen jaar geleden klinkt het door een met docenten gevulde aula:
‘Ook dit jaar verwelkomen we nieuwe collega’s. Het zijn er zestien. In het programmaboekje over de opstartweek van het schooljaar staan de foto’s. Ik ga ze niet voorstellen, alleen over één iemand heb ik een mededeling. Het betreft Arjan van Essen, hij is klaar met zijn behandeling in een kliniek. Daar was hij opgenomen voor zijn gokverslaving. Normaliter doen we geen mededelingen over antecedenten van nieuw aangenomen personeelsleden. Maar in goed overleg met hem hebben we besloten dit nu wel te doen.‘
Ik zie mijn buurman driftig door het programmaboekje bladeren. Bij mijn naam en foto stopt hij. Kijkt mij even geschrokken aan. Hij zet nog net niet zijn tas aan de andere kant neer. Na die tijd spreekt hij mij aan, op een mooie, verbinding zoekende manier.
Dit begin zet de toon voor negen jaar van transparantie. Gewoon de dingen bij naam noemen. Na een leven in verslaving met bijbehorende dubbelheden en ontkenningen. Voor mij de enige manier om vrij te leven.
Die openheid helpt mij en ook de school. Een paar dagen later, loop ik in de pauze de docentenkamer in,
wil even wat kopiëren in het hokje ervoor. Dat lukt me niet. Ik vraag vrij luid in de deuropening: ‘Kan iemand mij even helpen met het kopieerapparaat? Ik weet niet hoe het werkt'. Iemand roept: ‘Wij ook niet, dus gok maar wat.’
Op dat moment wordt het stil. Heel erg stil. In een split second voel ik dat het juist nu belangrijk is om hoe dan ook wel antwoord te geven. Ik antwoord: ‘ Tja , dat is het enige wat voor mij nu niet zo handig is'. We lachen. De één wat harder dan de ander. Maar we lachen. En hiermee is de grondhouding gevonden.
Ook in de stormen die volgen. Publiciteit. Leerlingen die me googelen op internet. Vragen van ouders, enzovoort.
Dit begin zet de toon voor negen jaar van transparantie. Gewoon de dingen bij naam noemen. Na een leven in verslaving met bijbehorende dubbelheden en ontkenningen. Voor mij de enige manier om vrij te leven.
Die openheid helpt mij en ook de school. Een paar dagen later, loop ik in de pauze de docentenkamer in,
wil even wat kopiëren in het hokje ervoor. Dat lukt me niet. Ik vraag vrij luid in de deuropening: ‘Kan iemand mij even helpen met het kopieerapparaat? Ik weet niet hoe het werkt'. Iemand roept: ‘Wij ook niet, dus gok maar wat.’
Op dat moment wordt het stil. Heel erg stil. In een split second voel ik dat het juist nu belangrijk is om hoe dan ook wel antwoord te geven. Ik antwoord: ‘ Tja , dat is het enige wat voor mij nu niet zo handig is'. We lachen. De één wat harder dan de ander. Maar we lachen. En hiermee is de grondhouding gevonden.
Ook in de stormen die volgen. Publiciteit. Leerlingen die me googelen op internet. Vragen van ouders, enzovoort.
Anderhalf jaar later vraagt de directie mij een programma op te zetten, rond verslavingspreventie. Met een paar enthousiaste collega's aan de slag. Contact met de kliniek waar ik ooit ben behandeld. Zeven jaar lang met alle tweede klassen naar de kliniek. Ontmoetingen met verslaafden en confrontatie met verslavingen.
De school is goed. Zij geeft mij veel vrijheid. Ik ben dankbaar, gezien de nieuwe kansen die ik krijg. Ervaar bewust dat het een Godswonder is om na een verslaving weer in herstel te leven.
Ik probeer terug te betalen wat mij gegeven wordt. Mijn energie richt zich op het samen een mooie school zijn. Niet erg om af en toe een stapje harder te lopen. Een uurtje meer te maken. Of een keer iets uit te voeren waarvan je het belang niet in ziet. We zijn grote mensen.
De jaren rijgen zich aaneen. Met mijn collega's, waarbij een geheel eigen dynamiek ontstaat. Vormen een hecht team. Doen wat we graag willen. Jonge mensen onderwijzen. Meenemen. Soms aan de hand. Soms loslopend. Samen deel uit maken van wat groters.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten